WOORDENBOUK,
waar inne
Allerhande Konst- ende Bastaartwoorden, tot de Practijcque des Notarisschaps, ende andre Regts-oeffeninge behoorende, uut Hugo de Groot, Hooft, Huygens, Vondel, ende andre, soo oude als nieuwe Taalschriften, op't nauwkeurigste werden vertaalt, ende met alle andre Woordenbouken vergeleeken, het ondienstige agtergelaten, ende het gebreekige vervult.
door
Mr SIMON VAN LEEUWEN, RG.
WOORDEN-BOUK.
AB
Abandonneren, Overgeven, verlaten, opgeven, laten varen
Abbreviatie, afkorting, verkorting
Abbreviëren, verkorten
Abbreviature, verkortsel
Abhorreren, affschrikken, een tegenheid ergens in hebben
Ab intestato, door versterv
Aboleren, verdelgen, vernietigen, te niet doen, afwissen, uutwissen
Abolitie-brieven, daar by seekre misdaad, die onweetende, of onnoosel geschied, quijt-gescholden ende vergeven werd, gelijk of die noyt begaan en was, ende gelijk als uutgewist
Abrogatie, te niet-doeninge
Abrogeren, breken, te niet doen, affschaffen
Absentie, afwesen
Absent, af-zijnde, niet-tegenwoordig
Absenteren, agterblyven, af-zijn
Absoluit, onbepaalt, plat uut, rond uut, na sijn aart
Absolveren, vol-voeren, vol-trekken, vry-kennen, af-doen, ontslaan
Absolutie, afdoeninge, ontslaginge
Abstineren, onthouden, spanen
Abstinentie, onthoudinge
Abstract, afgetrokken, afgesondert
Abstraheren, aftrekken, ontrekken
Absurd, ongerijmd, qualijk ten propooste gebragt
Abundant, overvloedig
Abundantie, overvloed
Abunderen, overvloedig zijn
Abuys, mis-slag, versinning
Abuseren, misleyden, versinnen, vergrypen, vergissen, bedriegen
AC
Acceptatie, aanneming, aanvaarding, toestemming
Acceptilatie, een maniere van ontslaginge, mondelinge quijt-scheldinge, quijt-scheldinge ter schenk
Accepteren, tot sijn voordeel nemen, aanvaarden, aannemen
Accessoir, een saake die uut een ander spruit, toevallig, bykomende
Acces, toegank
Accident, toeval
Accidentaal, toevallig
Accys, tol
Accysenaar, tollenaar
Accomodabel, behulpsaam, gerijflijk
Accomoderen, profijtelijk, of behulpig wesen
Accomodatie, behulpsaamheid, gerijf
Accompagneren, vergeselschappen
Accorderen, vereenigen, over-een-komen
Accoord, over-een-komste, verdrag
Accrementum, aanwas
Accresceren, aangroeyen, toenemen, aanwassen
Accumuleren, op-hopen, vergadren
Accuraat, bondig, nauwkeurig, wel-geschikt
Accusatie, aanklagte, beschuldiging
Accuseren, aanklagen, beschuldigen, betygen, aantygen, betigten
Acquireren, bekomen, verkrygen
Acquisiteur, bekomer
Acquisitie, bekominge
Acquiësceren, sig te vreden houden, berusten, toestaan
Acte, een gedaan werk, een vonnisse; item, een schriftuir, daar inne verhaalt werd het gene partijen, het zij in Regten, ofte daar buyten, hebben gedaan, ofte verhandelt; item, blijk, bescheid, kennis, kennis-schrivt, daad, doening, handeling, bedrijv.
Actie, het regt het welk men ergens toe heeft, opspraak, aanspraak, aantaal
Actie Rëel, aantaal op eenig goed
Actie Personeel, opspraak op eenig persoon tot eenige daad
Actijf, vernuftig, geestig, werkelijk
Actien, inschulden, geregtigheden
Active, bedryvelijk
Actueel, dadelijk, besig, doende, oeffenende
Acut, Acute, scherp, scherpsinnig
AD
Adderen, toedoen, byvoegen, aanlappen, optellen
Additie, toedoening, vergadering, optelling; item, een Schriftuyre alsoo genomt, dienende tot wederlegginge van partijen, schriftelijke ingebragte middelen, sie Memorien
Adequatie, evenmatiging
Adequeren, evenmatigen
Ad exhibendum, om yet te voorschijn te brengen
Adhereren, aanhangen
Adherent, aanhanger, aanhangende
Adhiberen, byhouden, voortbrengen, aanwenden, bybrengen
Adhibitie, toebrenging, bybrenging
Adhortatie, aanneming, aanporring
Adhorteren, aanporren, aanmanen
Adi, heden, vandaag
Adiëren, aanvaarden, aannemen, onderwinden, beheeren, aanslaan
Aditio hereditatis, aanheeringe, aanvaarding, of onderwind van erffenis
A Dieu, vaart wel, God zy met u
Adjiciëren, toewerpen
Adjectie, toewerping, bywerping
Adimeren, benemen
Ademptie, ontneming
Adimpleren, vervullen
Adjourneren, dagvaarden
Adjuncten, bygevougde persoonen
Adjungeren, byvougen
Adjudiceren, toewysen, aanwysen
Adjudicatie, toewysing, aanwysing
Adjusteren, gelijk maken, vereffenen, afpassen
Adjuveren, helpen
Adminiculen, behulp-middelen
Administreren, bedienen, uutvoeren
Administratie, bediening, uutvoering, bewind
Administrateur, Bewind-hebber
Admireren, verwondren
Admirabel, wonderlijk
Admiratie, verwondring
Admiraal, Zee-voogt
Admiraliteit, Zee-voogdije, Zee-bestuir
Admitteren, toelaten, toestaan, inwilligen
Admib ie, aanneming, toelating
Admoneren, vermanen, aanmanen
Admonitie, aanmaning, vermaning
Admoveren, aanvoeren, aanbrengen
Adopteren, yemand voor sijn kind aannemen
Adoptie, aanneminge tot kinderen
Adoreren, aanbidden
Adorneren, verçieren, opschikken, optoyen
Ad primam, den eersten Recht-dag
Addresseren, beschikken, toesenden, aanwysen
Adres, aanwysing
Adscriberen, toe-eygenen, toeschryven
Adscriptie, toeschryving, byschryving
Adstringeren, verbinden, dwingen, persen
Adstructie, vast-making
Adstrueren, vast maken
Advancement, bevordring
Advanceren, vorderen
Advans, voordeel
Advenant, over-een-komste, by gevolg, by gelijke
Advers, tegen-partije
Adverseren, tegen-streven, tegen-staan
Adverteren, waarschouwen, verwittigen
Advertissement, waarschouwing, bekentmaking
Advertissement van Regten, een Schriftuir daar inne eenige middelen ende opmerkingen van Regten bygebragt werden
Advijs, een goet-dunken, aanradinge, beradinge
Adviseren, beraden, besinnen, verwittigen, kennisse doen
Adulatie, pluimstrijkerije
Aduleren, pluimstrijken, vleyen
Adulterium, Overspel
Adulter, Overspeelder
Adultereren, Overspel bedryven
Advocaat, een regts-voorspraak
Advoceren, toeroupen, voorspreken, yemands woord doen
Advoyeren, toestemmen, bevestigen, van waarden houden, gestand doen
Advoy, toestemminge
AE
Aedificie, gebouw, timmering
Aequipagie, uutrusting
Aequiperen, uutrusten, uutreeden
Aequipollent, gelijkmagtig, even veel uut-werkende
Aequiteyt, billikheid
Aequivalent, gelijkwaardig
Aequivaleren, gelijk gelden, even-waardig zijn
Aequivocatie, woort-speling, gelijknamigheid, dubbelsinningheid
Aequum, regt, billik
Aestimatie, waarde, waardering, schatting
Aestimeren, waarderen, schatten, waardig agten
AF
Affairen, handel, koopmanschap, bekommering
Geaffecteert, gemaekt, opgepronkt, niet natuirlijk
Affectatie, najaging, nastaning, gretigheid
Affecteren, beyveren, behertigen, najagen
Affectie, toegenegentheyt, harts-togt, toeneyging
Affectioneren, toeneygen, beminnen
Geaffectioneert, toegeneygt
Afficiëren, aandoen
Affigeren, aanhegten, aanplekken
Affiniteit, Maagschap, Swagerschap, Verwantschap
Affirmatie, bevestiging, betuyging
Affirmeren, verseekren, bevestigen, betuygen
Affixie, aanhegting, aanplakking
Afflictie, quelling
Affligeren, neerslaan, quellen
Affluëren, toevloeyen, overvloeyen
Affluxie, toevloeying
Affront, verkortinge, beledinge, hoon, eer-roovinge
Affronteren, verkorten, beledigen, verongelijken, hoonen
AG
Agent, Gesand, die voor yemant, yets vvt te voeren gestelt is, Hof-gesand, Saek-voerder
Ageren, doen, verhandelen, in Regten handelen, Dingtaal voeren
Aggraveren, beswaren, overladen
Aggreatie, behaging, toestemming
Aggreëren, behagen, toestemmen
Aggrediëren, aanvallen, aangaan, toe-treden
Aggresseren, aanvatten, aanvallen, invaren
Agil, snel, behendig
Agnosceren, erkennen
AK
Aket, twist-propoost, geleyde lage
AL
Aliëneren, vervremden
Aliënatie, vervremding
Aliënabel, wandelbaar, dat vervremd kan werden
Alimentatie, opvoeding
Alimenteren, voeden, de kost geven
Allegeren, voortbrengen, ofte in Regten bybrengen, aanwysen
Allegatie, aanwysing
Alliantie, Bondgenootschap
Alliëren, verbond maken
Allodiale-goedren, vrije ende onleen-goedren, vryhave
Alloy, munt-stoffe
Alluderen, op speelen, het oog op hebben
Allusie, insigt op yets, anspel
Alluvie, aanvloeying, aanspoeling
Alteratie, verandring
Alterceren, kyven, bedingen
Altercatie, kyving, bedinging
Altereren, verandren, verwisselen
Alternatijf, verwisseling, van d'een om d'ander, het een of het ander
AM
Amanuensis, een Schryver, een Klerq
Ambages, omwegen, omreden
Ambassade, besending
Ambassadeur, Gesand, Hof-gesand
Ambiëren, ergens na tragten, versouken, vryen, begeeren
Ambiguiteit, dubbelsinnigheid, dubbelduyding
Ambiguus, dubbelsinnig, twijffelachtig
Ambitie, staat-sugt
Ambitieus, staatsugtig, eergierig
Amende, boete, straffe
Amiabel, lieflijk, minsaam
Amicabel, vrundelijk
Amicable Compositeurs, Goede-Mannen, Scheids-Luyden
Amice, goeden Vrund
Amib ie, verlies
Ammunitie, Toerusting, oorlogs-gereedschap
Amoliëren, weg-dryven, uutroeyen, verdelgen
Amoreus, verlief
Amortiseren, het goed in een doode hand stellen, dat is, onwandelbaar maken
Amoveren, weeren, weg-doen, weg-nemen
Ampel, wijd ende breed, in't lang
Amphibolie, dubbelsinnigheid
Amphibologie, twijffel-reden, twijffel-sin, dubbelsinnigheid
Amphitheatrum, Schouw-burg, een ronden Burg daar yet heerlijks vertoond werd
Amplecteren, omhelsen, omvangen, aannemen, verkiesen
Ample, breed, ruim, wijdluftig
Ampliëren, verbreeden, vermeeren, uutbreyden
Amputatie, besnoeying, afsnyding
Amputeren, besnoeyen, affsnoeyen
AN
Analogie, evenredenheid
Analysis, ontbinding, ontknooping, uutbreyden
Anatomie, ontleding
Anguste, eng, nauw
Animadversie, aanmerking
Animadverteren, waarnemen, behertigen, bevroeden, namerken
Animeren, moed geven, aanporren
Animeus, moedig
Animositeit, moedigheid
Annalen, Jaar-bouken, Tijd-reekeningen
Annecteren, Aanknoopen, aanhegten
Annex, aangehegt, bygevougt
Anniheleren, Annulleren, vernietigen, te niet doen
Annotatie, aanteykening
Annoteren, aanteykenen
Annuëren, toewenken, toeknikken, toestaan
Annullatie, vernietiging
Annunciëren, aanseggen, verkondigen
Antecederen, voorgaan
Antecelleren, uutmunten, overtreffen
Antecesseur, voorsaat, voorganger
Anticipatie, voorkominge voor den verval-dag
Anticiperen, voorkomen, verrassen, onderscheppen
Antidateren, vervrougen, den dag vrouger stellen als hy is
Antidotaal, tegen-gift
Antijq, Antijks, oud, ouwer-wets, snaaks
Antipatye, afkeer, weersin
Antiqueren, affschaffen, te niet doen
Antiquiteit, oudheid
AP.
Apart, afgesondert, afgescheyden
Apert, rond uut, opentlijk, klaar
Apocha, Quitantie, Quitschelding-briev, Handschrivt
Apocryph, verborgen, twijffelagtig, ongeregelt
Apostaat, Afvallige, Verloogenaar
Apostel, Gesand
Apostille, op de kand geteykende bescheid, ende uuting op het versouk
Apostilleren, op de kand aanteykenen
Appaiseren, bevredigen
Apparentie, schijnbaarheid
Apparent, oogschijnlijk, schijnbaarlijk, mogelijk
Appellatie, Appel, Beroup, van een lager tot een hoger Regter; ende werd onderscheyden van Reformatie, dat by Appel, gemeenlijk is verbod van ondertussen niet te mogen executeren, ende reformatie geen executie beletten kan
Appelleren, weder-roupen, herkennen, weder-versoukken
t'Fol appel, qualijk ende te onregte beroupen
Appendix, aanhangsel, byvougsel
Applauderen, prysen, toejuygen
Applicatie, toepassing
Appliceren, toepassen, ten propooste brengen
Appoincteren, bestemmen, yemand ergens bescheyden
Appoinctement, beslegting, uutting
Apprehenderen, vast houden, vanger, aantasten
Apprehensie, vatting, begryping, hafte, hegtenisse
Approbatie, goedkenning, bestemming, gestading
Approberen, goedkennen, van waarden houden, toestaan, gestaden
Approcheren, naardren
Appropriëren, toe-eygenen
Apt, nut, bequaam
Apud acta, voor 't Geregte, wettelijk
AR
Arbiters, Scheids-Luyden, Middelaars, Goede-Mannen, Kers-Luyden
Arbitrage, goed-dunken, uutspraak
Arbitrateurs, Vrede-makers, Goede-Mannen
Arbitreren, bemiddelen, uutspreken
Arguatie, beknibbeling, twist-propoost
Argueren, twist-redenen
Argumentatie, reden-kaveling, gevolg van redenen
Argumenteren, reden-kavelen
Argument, bewijs-reden, kort-begrip, inhoud
Aristocratie, der bester Regering, Adel-Regering
Arra, wellekom-gelt, godspenning
Arrement, Ding-grond, het fundament daar 't Proces op begront is, pleit-erving, pleit-erv
Arrementen van 't Proces aanvaarden, in de saake voortgaan ende 't Proces aannemen op den grond daar op 't selve begonnen is, sig selven pleid-erv stellen
Arrest, beslag, besluid, besetting, bekommering, op yemands persoon, ofte goed; Item, het Gewijsde ende besluid van den Regter
By Arrest wijsen, uuterlijken regt doen, sonder datmen daar van vorder, of hooger beroupen mag
Arresteren, vast houden, in versekering ende bedwang houden, besetten, bekommeren, beslaan
Arriveren, aankomen, aanlanden
Arrogant, beroemlijk, trots, vermeten
Artijkel, Lid, Hooft-stuk
Articuleren, beleden, ontleden
Artificie, konst-handel
Artificieel, konstig
AS
Ascendent, opgaande, opklimmende
Adspect, aanschouw, gesigt
Adspireren, natragten, bejagen
Adspiratie, toeblasing, aanblasing
Adscriberen, toeschryven, toe-eygenen
Assecteren, navolgen, bejagen
Assequeren, bekomen, verkrygen, vervolgen
Asserveren, behoeden, bewaren
Assesseur, bygevougde, bysitter
Assereren, verseekren
Ab ignatie, aanwysing, bewysing, overwysing
Ab igneren, op yemand bewysen, overwysen
Ab imileren, vergelijken
Ab imuleren, veinsen
Ab isteren, bystaan, helpen
Ab istentie, bystand, hulp
Associëren, verselschappen, met malkanderen vereenigen
Assopiëren, stillen, in slaap wiegen, sussen
Assumeren, bynemen, aannemen, toenemen
Assumtie, byneming, aanneming, toeneming
Assureren, verseekren
Assurantie, verseekring
Assurateur, Verseekraar
Astringeren, prangen, toeprangen, t'samen dwingen
Astrueren, opbouwen, aanbouwen, aantimmeren, tot een fundament stellen
Astructie, bouwing, aantimmering, bewering
AT
Atache, aanhengsel, ende is een schriftelijk consent op 't gene gedaan is, datmen aan eenige stukken hangt, ofte daar by vougt
Atheist, God-vergeter, God-verloogener, God-versaaker
Attaqueren, aanranden, aangrypen
Attenteren, beprouven, onderstaan, onderwinden, ondernemen
Attentie, toeluystering
Attente, met aandagt
Attentaat, onderwind, stoud bestaan, tegens verbod
Atterminatie, verlenging, uutstel
Atterminatie-brieven, zijn Brieven van uutstel, om voor seekren tijd van sijn Schuldenaars niet overvallen te werden
Attestatie, getuygenis, verklaring
Attesteren, betuygen
Attraperen, betrappen, agterhalen
Attribuëren, toeschikken, toevougen, toe-eygenen
AV
Avance, winst
Avancement, vordring, bevordring
Avanceren, vordren, bevordren
Avantage, voordeel
Audientie, gehoor
Auditeur, toehoorder
Auditorium, Gehoor-plaats
Aufugeren, ontvlieden, deurgaan, weg-loopen
Augmenteren, vermeerderen
Aversie, afkeer
Avoceren, afstemmen, ont-raden
Avontuir, geval
Avontuyren, wagen, bestaan
Authentijcq, bekragtigt, geloofwaardig, het eerste bewerp
Authentiseren, bekragtigen, kragtig maken
Autheur, Vinder, Maker, oorsaak van 't werk, Insteller
Autographum, grondschrivt, eygenschrivt, grondtext
Authoriseren, magtig maken, gesag geven
Authoriteit, gesag, magt, geloofbaarheid
Authorisatie, last, volmagt
Auxilie, hulp
Auxiliëren, helpen, behulpig zijn
AX
Axioma, een gemeenen regel
BA
Baljuw, een Land-voogt, Land-drost, die over het hals-regt ende straffen der misdaden gestelt is
Balanceren, wegen, vergelijken
Balance, Wage, Weegschaal, Evenaar
Banqueroetier, Bank-breker, Agter-uut-vaarder
Bandijt, Balling, een Uytgebannen, Woest-balling
Baptiseren, naam-geven, doopen, schijn-geven
Bastard, Onegteling, Speel-kind, Aterling
BE
Benificie, een weldaat, voordeel, een prove, voorregt
Beneficie van inventaris, voor-regt van Boedel-beschryving, het welk mede brengt dat den ervgenaam niet verder in de schulden des Boedels gehouden is, als de goedren van den overleden mogen toereyken
Benigniteit, goedertierenheid, gulhertigheid
Besoigne, een werk, besigheid
Besoigneren, arbeyden, werken, besig zijn
Bestiaal, het Vee, beestelijk
BI
Bibliotheeq, Boek-kamer, Boek-kas
Bigamus, die twee Mans, oft twee Vrouwen tegelijk heeft
Billion, afgekeurt, quaat-gelt
Billet, briev, cedulle
BL
Blame, naamschending, eer-vlek
Blameren, faam-roven, naam-schenden
Blandieren, vleyen, liefkozen
Blasphemeren, lasteren, agterklappen
BO
Bordeel, een Hoer-huis
Bottelier, Schaf-meester
Bottelerie, spijs-kamer
Bouget, een maal, een ledren-sak, reis-sak
BR
Braveren, trotsen
Brevier, een kort begrip, een kort inhoud
Breviteit, kortheid
Brusque, stuurs, bars, haastig
Brutaal, onbeschoft, beestagtig
BU
Buffet, regt-bank, regt-tafel
Bulle, een briev
CA
Cabinet, Geheim-schat, Juweel-kamer
Cachet, Zegel
Cachetteren, zegelen
Cadentie, nedergang, ondergang, toeval
Caduc, neervallig, vergankelijk, bouwvallig, vervallen
Calamiteit, ellendigheid, quelling, tegenspoed
Calant, Koop-vrund
Calculatie, reekening
Calculeren, reekenen, overslag maken
Calculus, leg-penning, reeken-penning
Calendier, Almanag, Maant-wyser, is ook een korte aanwysing tot wat articulen van de gemaekte Schriftuire de overgeleyde stukken dienen
Calengeren, beklagen, optygen, betigten
Calliditeit, doortraptheid, loosheid
Calumnie, laster, lastring, schandvlek
Calumniëren, lastren, faamroven
Cambium, wissel, wisseling, ruyling
Cammeraat, Spitsbroer, Makker
Canaal, waterloop, een goot
Canaalje, gespuis, het graauw
Cancelleren, uutschrappen, deur-doen, te niet doen
Cancellery, Stads-bouk-kamer, Briev-kamer
Cancelier, Opperschryver, Versouk-meester
Canon, een regel, rigtsnoer, regelmaat
Canonijk, regelmatig
Canonic, een Geestelijk persoon, Dom-heer
Canoniseren, inwijen, heyligen
Capabel, vatbaar, ontfangbaar, bevattelijk, bequaam om yets uut te voeren
Capaciteit, vatbaarheid, begrijp, bequaamheid
Capitaal, Hooft-somme, Hooft-schuld; Item, daar lijv en goed aan hangt
Capittel, Hooft-stuk, een Gods-huis
Capitulatie, verdrag-stuk, hooft-stux-deeling
Capituleren, aan hooft-stukken verdeelen
Caprice, grillen
Capricieux, hoofdig, grillig
Captie, bedrog, vanging met woorden, begrip
Captieux, bedrieglijk, begrijpelijk
Capteren, yemand ergens in behalen, begrypen, verkeerdelijk opnemen
Captiff, gevangen
Carcer, Gevangen-huis, Karker
Carceren, gevangen setten, karkren
Cas, geval
In cas, in geval
Cas subject, 't geval daar geschil om is
Cassatie, affschaffing
Casseren, affschaffen, te niet doen
Castigatie, tugting
Castigeren, tugtigen , kastijden
Castratie, lubbing
Castreren, lubben, afsnyden, uuttrekken
Casueel, by geval, toevallig, gevallig
Catheijl, Roerend-goed
Cathedra, Stoel, Gestoelte
Petri ad Cathedram, S. Pieter stoel, ende is een dag die gevierd wort op den 22. February
Catholijk, Algemeen, Regtsinnig
Cathaloge, Naam-tafel, Naam-ceel
Cause, oorsaak
Causeren, veroorsaken, beschuldigen
Caveren, wagten, verhoeden, borg blyven, seeker doen, verborgen
Caveren de Rato, is Borg blyven voor een ander die principaal Schuldenaar is, soo lang tot dat hy 't selve aanneemt ende van waarden houd 't gene den Borg heeft gedaan, of anders blijvt den Borg als principaal verbonden
Cavillatie, kaklerije, knibbling, hairkloovery
Cavilleren, kaklen, vitsen, knibblen
Cautele, voorsigtigheid, voorbedagtheid
Cautie, Borg-togte, seekring
Cautie de Judicio sisti, Borg om 't allen tijden in Regt te verschijnen
Cautie judicatum solvi, Borg om 't Gewijsde te voldoen
Cautie juratoir, Borg, of seeker by Eede
Cautionaris, Borg
CE
Cederen, overgeven, afstand doen, wijken
Cedulle, Schuld-briev, Hand-schrift
Celebreren, vieren, gedagtenis ergens van houden
Celeriteit, haestigheid
Censure, bestraffinge, toets
Censureren, bestraffen, toetseren
Census, cijns-regt
Ceremonie, hoffelijk onthaal, ofte manier; Item, Kerken-dienst, dienst-pleging
Ceremonieux, hof-dienstig, dienstpligtig
Cerneren, sien, onderscheyden, ziften
Certeren, wedstrijden, wedden
Certe partije, een Contract van bevragting
Certificatie, verklaar-briev, verseekring, getuygenis
Certificeren, voor de waarheid verklaren
Cesseren, ophouden, eindigen
Ceb ie, overgeving van goedren, afstand
Ceb ionant, Ceb ionaris, die al sijn goed aan sijn Crediteuren overgeeft
Ceb io bonorum, Boedel-afstand
Brieven van Ceb ie, Brieven van Boedel-afstand te mogen doen
CH
Character, een merk-letter, schrift-strik, kris, kras, boukstave
Chargeren, aanvallen
Chirographe, Hand-schrift
Chronologie, Tijd-reekening
CI
Cicaneur, een warre-vogel, kaakeler, een schrobber
Cijffer, tal-letter, tal-merk
Cipier, Gevangen-hoeder, Stok-waarder, Stok-wagter
Circumduceren, misleyden, bedriegen
Circumferentie, Circuit, ommegang, omtrek, omloop
Circumlocutie, omspraak
Circumspect, voorsigtig, omsiende
Circumspiciëren, her-omsien
Circumstantie, omstandigheid, gelegentheid van de saak
Circumveniëren, bedriegen, misleyden, verstrikken
Circumventie, bedrog, verstrikking
Citatie, rouping, daging
Citeren, in Regten betrekken, dagen
Civile saake, daar lijf nog bloed aan hangt
Civil, beleeft, heus, borgelijk
Civilen Regter, Wereltlijken Regter
CL
Clameren, roupen, kryten
Clandestin, heymelijk
Clausule, slot, besluit, grond-reden
Clausule van inhibitie, verbod jegens de Executie het welk een ordinaris Clausul is in een Mandament in cas d'Appel
Clementie, sagtmoedigheid
Cliëns, Schut-genood, Leen-man
Clientele, bescherming
CO
Coactie, dwang
Codicil, een soorte van Uutterste-wille, sonder erven, ofte onterven
Coërceren, dwingen
Coers, loop, gebruik
Cognosceren, bekennen, erkennen
Cognoscement, kennis, ofte getuig-schrift
Cohiberen, bedwingen
Cohier, Schat-ceel, Blaffard
Collateraal, zijdeling, rijdeling maagschap
Collatie, vergelijking, bypassing
Collationeren, t'samen-brengen, vergelijken
Collectie, Collecte, versameling, verpagtig
Collecteur, Inmaner, Versameler, Gaarder
Collega, Amptgesel, Amptgenoot
Collegie, by-een-komste, Gilde, Geselschap
Colligeren, versamelen
Collucteren, t'samen worstelen
Colluderen, t'samen bedektelijk handelen
Collusie, heymelijk verstand, bedrog
Colonie, bewooning, Volk-planting
Combineren, t'samen-vougen
Comitie, Land-dag, Rijx-dag
Commanderen, bevelen, gebieden
Commandeur, Opperste Bevelhebber
Comedie, Schouwspel, Blyspel
Comediant, Kamerspeelder, Toneelspeelder
Commemoreren, herdenken, herhalen , vertellen
Commensaal, Disgenoot, Tafel-gast
Commenteren, verklaren, verçieren
Commercie, koophandel, verhandeling
Commigreren, verhuysen, sig nedersetten
Commineren, dreygen
Commijs, Bevel-hebber
Commisceren, vermengen
Commiseratie, erberming, deernis
Commissaris, Bevel-hebber, uutvoeren
Commisseren, vermengen
Commib ie, bevel, last
Committimus, volle magt
Committeren, yemand te werk stellen, bevel geven, misdoen, sondigen
Committeerde, Bevelhebbers, Gemagtigde
Commidieux, gerijffelijk, gemakkelijk
Commoditeit, gemak, gelegentheit, gerijv
Commotie, beroerte, beroering
Commoveren, bewegen, roeren, verroeren
Communicatie, gemeenschap, berading, mededeeling
Communiceren, mede-deelen, ramen, te rade nemen, gemeen maken
Communicabel, mede-deelbaar
Communie, gemeenschap
Communicatie, verwisseling
Commuteren, manglen, wisselen, veranderen
Compact, verdrag, verding, verbond
Compagnie, gemeenschap, maatschap, vergadering
Comparatie, vergelijking
Compareren, verschijnen, sig vertoonen
Comparitie, by-een-komste, vergadring
Comparuit, is, als yemand eenen andren in Regten betrekt, ende deselve niet en verschijnt, dan verkrijgt den Gedaegde oorlof van den Hove, ende condemnatie van de koste by hem gedaan, ten laste van de Aanlegger
Compab ie, medelyden, mededogen, deernis
Compatibel, medelijdig, gedoogsaam, ergens wel mede over-een-komende
Compelleren, toedryven, aanklagen, aanspreken, dwingen
Compendieux, beknopt, kort
Compensatie, vergelijking, vergelding
Compenseren, d'een schuld tegen d'ander gelijken
Competent, behoorlijk
Competentie, behoorlijkheid, onderhorigheid
Competenten Regter, dagelijksen ende onderhorigen Regter
Competeren, behooren, aangaan, schuldig zijn, toebehooren
Complaceren, believen
Complainte, klagte
Mandement van Complainte, is de klagte die men doet in cas van nieuwigheid, als yemand in sijn rustig ende vredig besit gewelt, ofte hinder aangedaan wert
Compleet, vol, volkomen, voltoyt
Complice, Makker, Medepleger van eenig quaat
Complimenten, Eerdienstigheden, Dienst-redenen, Gedienstigheden
Complimenteren, gedienstigheid betoonen
Complot, Complotterie, t'samenspanning
Complotteren, t'samen-staan, t'samen-spannen
Comportement, handel ende wandel
Comporteren, gedragen
Componeren, t'samen-stellen, toestellen, digten
Compositie, t'samen-stelling
Comprehenderen, in een trekken, begrypen, bevatten
Comprehensie, bevatting, begryping
Compres, in een gedrongen, geperst
Comprimeren, toepressen, toedrukken
Compromis, toesegging, verblijv, belofte
Compromitteren, toeseggen, verblyven, overgeven
Comptoir, Reeken-kamer, schrijf-kamer, Bankke, Wissel
Compulsie, t'samen-drift, toedryving
Compulsoir, een Mandement. Compulsoir, een bevel tegens geweygert regt, ende geleden overlast, dwang-briev
Computatie, reekening, toereekening, aanreekening
Computeren, toereekenen, aanreeken
Concederen, verleenen, gunnen, toegeven, toestaan, bewilligen
Concept, begrip, ontwerp
Concerneren, betreffen, aanbehooren
Concertatie, stryding, t'samenstryding
Concerteren, stryden, reden-kavlen
Conceb ie, toestand, toelating, bewilliging
Conciërge, Hofwagter, Stadhuis-bewaarder
Concilie, Raads-vergadring, Land-dag, Land-raad, Kerken-raad
Conciliëren, bevredigen, versoenen
Concipiëren, begrypen, ontwerpen, opnemen
Concluderen, de sake in Regten aanleggen, besluyten
Conclusie, slot, besluit
Conclusie in Regten, is een korte stelling ende grond daar op het Proces werd aangeleid
Concluderen in Regten, is de sake op alles besluyten, sonder nadien yets meer over te leggen, ende op 't overgeleyde Regt versouken
Concordantie, t'samen-stemming, over-een-stemming
Concorderen, over-een-komen
Concordie, eenstemmigheid, eendragt
Concubine, Bysit, Boele
Concurrentie, t'samen-deeling, mede-deeling, t'samen-loop
Concurreren, t'samen-loopen, mede-deylen, t'samen-deylen
Concub ie, dwang, overlast
Condemneren, doemen, verwysen
Condemnatie, Vonnisse tot yemats nadeel
Condependeren, t'samen-hangen
Condependentie, t'samen-hanging, aanbehooring
Condescenderen, aftreden, inwilligen, toestaan
Condictie, weder-eissing van 't geen t'onregt, of te veel betaalt, of gegeven is
Condiscipel, School-gesel, Mede-leering
Conditie, voorbeding, voorwaarden, een indien
Conditioneren, bespreken, voor-bedingen
Conditioneel, op voorwaarde
Condoneren, vergeven, toegeven
Conductie, verhuyring
Confederatie, verbond, bond-genootschap
Confedereren, verbond maken
Conferentie, t'samen-sprake, reden-wisseling
Confereren, over-een-brengen, reden-wisselen
Confesseren, belyden, bekennen, biegten
Confeb ie, belydenissen, biegt-bekentenisse
Conficiëren, voleinden, ten einde brengen
Confidentie, vertrouwen, vrymoedigheid
Confideren, toevertrouwen
Confirmatie, bevestiging
Confirmeren, bevestigen, gestaden
Confiscatie, verbeurtmaking
Confisqueren, verbeurt-verklaren, aanslaan
Conflicteren, stryden, kampen
Confluëren, t'samen-vloeyen, t'samen-loopen
Confluentie, toeloop, t'samen-vloeying
Confonderen, verwarren, beschaamt maken
Conform, gelijk gemaakt
Conformeren, vergelijken
Conformiteit, ingevolg, gelijk gestelt
Confrater, Spits-broeder, Mede-broeder
Confringeren, verbreken
Confronteren, den een by den ander vergelijken, ende is eygentlijk als partijen, of getuygen tegens malkandren werden gehoort
Confugeren, toevlugt nemen
Confugie, toevlugt
Confuys, verwart, ontstelt, over hoop, hol over bol
Confunderen, verwarren, overhoop helpen
Confusie, verwarring
Confutatie, wederlegging
Confuteren, wederleggen
Congratuleren, begroeten, geluk wensen
Congregatie, versameling, by-een-komste
Congregeren, versamelen
Congruëren, gevougen, over-een-komen
Congruentie, gevouglijkheid, over-een-koming
Conjecture, gissing, raadsel, raming
Conjectureren, ramen, gissen
Conjungeren, t'samen-vougen
Conjuncte persoon, bevougde, nagel-naast
Conjuctie, t'samen-vouging
Conjuratie, t'samen-sweering
Conjureren, t'samen-sweeren, besweeren
Connecteren, t'samen-knoopen, t'samen-regten
Connexie, t'samen-knoping
Connexiteit, t'samen-koppling
Conniventie, oogluyking
Conniveren, oogluyken, door de vingren sien, gedoogen
Conquest, overwinst, verovering
Conquesteren, veroveren, verkrygen, winnen
Consacreren, toeheyligen, heyligen, wijen
Consanguiniteit, Bloet-vruntschap, Maagschap, Bloed-verwantschap
Conscenderen, klimmen
Conscientie, Gemoed, Geweten, Gewisse
Conscientieus, vroom, opregt, regtvaardig
Conscinderen, doorsnyden, doorhouwen, doorhakken
Conscriberen, schryven, beschryven
Consecutie, vervolg
Consent, bewilliging, verlof, toestand
Consenteren, bewilligen, toestemmen, verwille-keuren
Consequentie, gevolg
Consequeren, vervolgen
Conservatie, bewaring, onderhouding
Conserveren, bewaren, behouden, beschutten
Considerabel, aanmerkelijk, nadenkelijk
Consideratie, insigt, nadenking
Considereren, insien, bedenken, aanmerken
Consilie, raadslag, berading
Consiliëren, raadslaan, raadplegen
Consignatie, onder-regt-legging; siet Oblatie
Consigneren, onder-regt-leggen, verzeglen
Consisteren, bestaan
Consistentie, bestendigheid
Consistorie, Kerken-raad, Raad-kamer
Consobrini, Susterlingen
Consolatie, vertroosting
Consoleren, vertroosten
Consolidatie, heeling, vermenging, t'samenheeling
Consolideren, heelen, t'samen-hegten
Consonant, over-een-stemmende, gelijk-luydende
Consort, Medestander, Makker
Consorten, Medestanders, Makkers
Conspect, aanschouw, aansien
Conspiciëren, aanschouwen, aansien
Conspicue, klaarblijkende
Conspiratie, t'samen-spanning, t'samen-sweering
Conspireren, t'samen-sweeren, t'samen-spannen, aanspannen om eenig quaad te doen, of uut te voeren
Constant, standvastig
Consteren, blijken, in waarheid bestaan, bekend zijn
Constituëren, magtig maken, in plaatse stellen
Constitutie, instelling, gestaltenis, toesegging
Constituant, een Rent-verschryver
Constrictie, Constreincte, bedwang
Constringeren, dwingen, prangen, pramen
Constructie, bouwing, beleid
Construëren, t'samen-vougen, bouwen, beleggen
Consuleren, beraden
Consult, wijs
Consultatie, Consulte, raad-geving, raad-pleging
Consummeren, vol-voeren, vol-einden
Consummatie, voleinding, volvoering
Consumeren, doorbrengen, verteren, verslyten
Consumptie, verdoening, vertering
Contagie, besmetting
Contagieux, besmettelijk
Contaminatie, besmetting
Contamineren, besmetten
Contant, gereed
Contemplatie, overdenking, vermaking, opmerking
Contempleren, overdenken, beschouwen, aansien
Contenantie, gelaat
Contenderen, invaren, twisten, krakeelen, pleitaanleggen, eys maken
Content, te vreden
Contentement, genougen, vergenougen
Contenteren, vernougen, te vreden stellen
Contentie, twist, krakeel
Contentieux, krakeelig, twistig
Conterfeitsel, afbeeltsel
Conterfeyten, namalen, namaken, afbeelden
Contestatie, betuyging
Contesteren, beroupen, betuygen
Conthoralen, Bruyd en Bruydegom, Egt-genooten, Bed-genooten
Contineren, bevatten, begrypen
Continentie, inhouding, ingetogentheid, onthouding
In Contenti, aanstonts, datelijk, strax, staande voet
Contingentie, geval, gebeurlijkheid
Continuatie, aanhouding, volherding, vervolg
Continuëren, aanhouden, volherden, vervolgen
Contrabanderen, tegen aanspannen
Contract, over-een-koming, verdrag, overkoming
Contract-antenuptiaal, Huwelijx-voorwaarden
Contractant, onderhandelaar
Contracteren, over-een-komen, verdragen, onderhandelen
Contradiceren, tegen-spreken, tegen-seggen
Contradictie, tegen-spraak
Contraheren, over-een-komen, t'samen handelen, verkorten, intrekken
Contramanderen, afseggen, tegen-gebieden
Contrarie, wers-strydig
Contrariëren, tegen-stryden, tegen-streven
Contrarieteit, strydigheid
Contra-rol, tegen-bouk
Contrarolleren, tegen-bouk houden
Contraveniëren, tegen-gaan, overtreden
Contravente, overtreding
Contraventeur, tegen-strever, overtreder
Contrey, landstreek, geweste
Contribuëren, opbrengen, toebrengen
Contributie, schatting, opbrenging, toebrenging
Controvers, strydig, tussen partijen oneens
Controversie, geschil, twist, reden-strijd, geding
Controverteren, twisten, tegen-kanten in geschil trekken
Contumax, wederspannig, die gedaagt zijnde voor den Regter niet en verschijnd
Contumacie, wederspannigheid, hertnekkigheid
Contumaceren, yemand straffen omdat hy als wederspannig in Regten niet en verschijnd
Convalesceren, gesond werden
Convenant, verdrag
Conveniënt, gevouglijk
Conveniëren, overkomen, voor regt dagen, passen, vougen
Conveniëntie, overkomste, aanspraak, over-een-komste, verding, voorwaarde
Convent, Klooster, t'samen-wooning
Conventicule, t'samen-rotting
Conversatie, ommegang, hantering, gemeensaamheid
Converseren, ommegaan
Converteren, omkeeren, verkeeren
Convicie, schelding, toenaam, schamperheid, verwijt
Convinceren, overwinnen
Convocatie, t'samen-rouping, vergadering
Convoceren, t'samen-roupen
Convoy, geley, vry-geley
Convoyeren, geleyden
Copie, affschrift, uutschrift, naschrift, dobbel
Copiëren, uutschryven, verdobblen
Copieux, ruim, rijkelijk, overvloedig
Copuleren, kopplen, t'samen-vougen, vergadren
Cordiaal, openhertig, gulhertig
Corporaal, Rotmeester
Corpulent, lyvig, dik, grof, onvermogen
Correctie, verbetring, berisping
Corresponderen, over-een-komen, op malkander passen
Correspondentie, heymelijke over-een-koming
Corrigeren, verbetren, regten
Corroboreren, versterken
Corruëren, instorten, vervallen, neerstorten
Corrumperen, bederven, yemand met giften omkoopen, verblinden
Corruptie, Corruptele, quade invoering, omkooping
Costumen, gewoonten, oude herkomen
Courage, moed, lust, wakkerheid
Courageux, moedig
Courant, gereed, vaardig
Cours, loop, trant
Courtisaan, een Hoveling
Courtosie, beleeftheid
Courtois, hoofs, heus, beleeft
Cousin, Neve
Couvert, dexsel, overdek, ommeslag
CR
Creatuir, Schepsel, Maaksel
Creantie, Credentie, geloofbaarheid, geloof-briev
Credit, geloov, inschuld
Crediteren, gelooven, borgen, vertrouwen
Crediteur, Schuld-eysser, die aan een ander uut-leend
Creëren, maken, verkiesen
Crimen, schult, misdaad
Crimen læsæ Majestatis, Hoogte-magt-schending, gequetste hoogheid
Crimineel, dat den hals aangaat
Criminele Justicie, Bloed-regt, Hals-geregt, Regt van den hoogsten
Criminele-saak, hals-saak
Crimineel-proces, hals-regt
Cronijk, Tijdbouk, Historie
Cruël, wreed, hard
CU
Culpabel, schuldig, strafbaar
Culperen, beschuldigen, betigten
Cultiveren, bebouwen
Cumuleren, op hoopen, t'samen-hoopen
Cumulatie, op-hooping, vermeerdring
Curatele, besorging, regeering, redding
In Curatele, is onder de toesigt van een ander gestelt werden, als men in verloop van schulden geraakt
Curateur, Toesiender, Regeerder
Curieus, net, naeuwkeurig
Curieusheid, nettigheid
Custodie, een kas, een kooker, een gevangnis
Custos, een koster
DA
Damnabel, verdoemelijk
Damneren, doemen, verwysen
Damnatie, verdoeming
Dangereux, gevaarlijk
Dangier, gevaar
Datum, date, dag-teykening, aanteykening van dag ende tijd wanneer yets geschied
Dateren, den dag by schryven
DE
Debat, straf-schrift, bestryding, wederlegging
Debatteren, tegen-spreken, weder-spreken
Debet, schuld, schuldig
Debil, swak
Debiliteit, swakheid
Debiteur, Schuldenaar
Debitrice, Schuldenaresse
Decadentie, nedergang, ondergang, verloop van saken
Decerneren, onderscheyden, bestemmen, verleenen
Dechargeren, ontlasten, bevryden
Decideren, vellen, besligten, vonnissen
Decifreren, afschilderen, beteykenen
Decipiëren, bedriegen, uutstrijken
Declaratie, verklaring, aanwysing
Declareren, aanwysen, verklaren
Declinatie, buyging, afwijking
Declineren, afwijken, afgaan, van den Regter daar men voor betrokken is afwijken
Declinatoire exceptie, behulp-middel om van den Regter af te gaan
Decreet, besluit, gebod, last, ordonnantie, voornemen
Decreteren, besluyten, bevestigen
Dedicatie, toe-eygening, opdragt, op-offring
Deduceren, verhalen, verklaren
Deductie, verhaal, beleyding, berigt
Defaljeren, missen, in gebreeke blyven, banquerot speelen
Defaljant, die in gebreeke blijft te komen
Defalqueren, afslag strekken, weg-nemen, afsnyden
Default, gebrek, als men in Regten ten bescheyden dage niet en komt
Defect, gebreekig
Defenderen, beschermen, beschudden, verwerren, bepleyten
Defensie, weer, beweering, bescherming
Defensijf, weerbaar
Defereren, aanbrengen, overgeven, opdragen, verklikken
Deficiëren, ontbreken, missen
Definiëren, bepalen, uutbeelden, uutspreken
Definitie, bepaling, uutbeelding, beschryving
Definitijf-vonnisse, Eind-vonnisse
Defloratie, schoffiering, onteering
Defloreren, schoffieren, schenden, onteeren
Defroyeren, kost-vry houden
Degenereren, ontaarden, uut den aart slaan
Degouteren, walgen, onsmakelijk maken
Degoute, walging
Degraderen, afsetten, vernedren
Deguiseren, vermommen
Delatie, overdragt
Delatio juramenti, deeling van eede
Delectatie, verlusting vermaak
Delecteren, verlustigen, vermaken
Delegeren, besenden, bevel-geven, uutkiesen
Delegatie, besending, bevel-geving, oversetting
Deliberatie, berading, besinning, opset
Delibereren, beraden, raadslaan, besinnen, overwegen
Deliberato, met opset
Delicaat, lekker, teer, sagt
Delict, misdaad, ondaad
Delineatie, betrek, bewerp, ontwerp
Deliniëren, afpalen, afmeten, afteykenen
Delinquant, dader, misdoener, misdadig
Delinqueren, misdoen, verbeuren
Delireren, revelen, raas-kallen, sinneloos zijn
Delivreren, bevryden
Delogeren, verhuysen, verplaatsen
Demanderen, bevelen, belasten
Demanuëren, ontledigen, overgeven
Demigreren, verhuysen
Demib ie, vernedring, af sending
Demitteren, af senden
Democratie, Volcx-regering
Demoliëren, verdelgen, afbreken, afwerpen
Demonstratie, vertoog, aanwysing, na-noeming
Demonstreren, betoonen, aanwysen
Denegatie, ontsegging
Denegeren, ontseggen, af seggen
Denominatie, voorstelling, rouping
Denomineren, beroupen, stellen, voorstellen
Denoteren, beduyden, beteekenen
Denumereren, afrekenen, aftellen
Denunciatie, aansegging
Denunciëren, aanseggen
Dependeren, aanhangen, ergens toebehooren, afhangen
Dependentie, , het gene ergens aan, of toe behoord, afhanging
Deploreren, beschreyen, beweenen
Deploratie, beweening, beschreying
Deponent, Getuyge
Deponeren, ter hande stellen, neder-leggen, in bewaring geven; Item, tuygen in Regten, verklaren
Deportement, afsetting
Deporteren, afsetten
Deposanten, Getuygen
Deposeren, betuygen
Depositie, betuyging
Depob ideren, yemand uut sijn goed setten
Deprehenderen, vatten, grypen, gewaar worden
Deputeren, af senden
Deputatie, af sending
Deriveren, afleyden, afkomstig zijn
Derivatie, afkomste, afleyding
Derogeren, afbreken, te niet doen, ontrekken
Desadvoyeren, afstemmen
Descendent, afkomeling, nedergaande maagschap
Descenderen, nederdalen, afkomen
Describeren, beschryven
Desereren, verlaten
Desertie, verlating
Desert, verlaten, woest, is ook verloopen, gelijk als Appel dat binnen behoorlijken tijd niet en is vervolgt
Desidereren, vereyssen, begeeren
Designeren, beteykenen, beduyden, aanwysen
Designatie, beduyding, toewysing
Desisteren, afstand doen, ophouden, aflaten
Desolaat, verlaten, mistroostig
Desordre, wanschik, wanstal
Despensier, Schafmeester
Desperatie, wanhoop, twijffelmoedigheid
Despereren, wanhopen, twijffelen
Desperaat, sonder hoop, twijffelmoedig
Despiciëren, afsien, versmaden, veragten
Dessein, opset, voornemen
Destinatie, schikking, bestelling, bestemming
Destineren, toeschikken, bestellen
Destituëren, ontsetten, verlaten, verstellen, versteken
Destructie, verdelging, vernieling
Destruëren, verdelgen, vernielen, verwoesten
Detentie, bewaring, ophouding, gevankenis
Deterioriatie, verargering
Deterioreren, arger maken, , verslimmen, verargren
Determinatie, afpaling, besluit, bepaling, afsteeksel
Determineren, afpalen, besluyten
Deterreren, vervaart maken , afschrikken
Detestatie, afschrik, verfoeying, affweering
Detesteren, affweeren, afgruwen
Detineren, ophouden, vast-houden, gevangen houden
Detractie, aftrekking
Detraheren, aftrekken
Devijs, een Sin-spreuk
Devoir, pligt, uuterste beste, vlijt, naarstigheid
Devolutie, afgang, vermindring, verloop
Devolveren, afkomen, afwentelen, afrollen
Devoot, aandagtig
Devotie, aandagtigheid
Dexteriteit, behendigheid
DI
Diaken, Arm-versorger, Kerken-dienaar
Dialoge, twee-spraak, t'samen-spraak
Dicteren, bewoorden, voor-spellen
Dictum, Spreuke, Segs-woort; Item, het kort inhoud van een Vonnisse, een Gewijsde
Diffamatie, faamrooving
Diffameren, schande naseggen, faamrooven, agterklappen
Differente, verschil, onderscheid
Differeren, verschillen, uutstel
Difficijl, swaar, moeyelijk
Difficulteren, swarigheid maken
Difficulteit, swarigheid, verschil
Diffidentie, wantrouwe, ongeloov
Diffideren, wantrouwen, t'samen-stellen
Digereren, verdouwen, verteeren
Digestie, verdouwing
Digesta, vergaarde ende t'samen gestelde, uut getrokke, ofte uutgelese saaken
Digniteit, aansienlijkheid, staad, waardigheid
Dilatie, Dilay, uutstel, sleping
Dilayeren, uutstellen, vertrekken, slepende houden
Dilatoire exceptie, behulp-middel om de saak uut te stellen
Dilapideren, verquisten, door de billen lappen
Diligent, naarstig
Diligentie, naarstigheid, vlijt
Diligeren, lieven, liefhebben
Diminutie, vermindring
Diminuëren, vermindren, verkleynen
Dimib ie, ontslaging
Dimitteren, vry-laten, vry-stellen, ontslaan
Dimoveren, verdryven, afwenden
Directe, regel-regt
Directie, bestiering, beleid
Directeur, Bestierder, Bewind-hebber
Dirigeren, bestieren, beleyden
Dirimeren, scheyden, afscheyden, ontdoen
Disavantagie, nadeel
Disceptatie, krakeel, redenkavling
Discepteren, krakeelen
Discerneren, onderscheyden, onderkennen
Discipline, leering, tugt
Discipel, Leerling, Scholier
Discord, oneenigheid, tweedragt
Discorderen, verschillen, twisten
Discordantie, twist-stemming, verschil
Discourageren, moet-benemen
Discureren, reden-eeren, reden-voeren
Discours, reden-voering, praatjen
Discreet, bescheyden
Discretie, bescheydentheid
Discrepantie, verschil
Discreperen, verschillen
Diserte, bespraakt
Disgratie, ongunst, ongenade
Disjunctie, scheyding, verdeeling
Disjungeren, van een scheyden
Disordre, verwerring
Dispariteit, ongelijkheid, onparigheid
Dispenseren, quijt-schelden, vry-stellen, uutdeelen
Dispensatie, uutdeeling, vrystelling
Dispensier, Uutdeeler, Schaf-meester
Displiceren, mishagen
Disponeren, schikken, beschikken
Dispositie, een ordentlijk bestelling, of beschikking
Dispositijf, kort inhoud ende besluyt. Item, de Conclusie van een Proces dat beschreven moet worden
Disputatie, redenkavling
Disputeren, redenkavlen, twist-redenen
Dissentieren, oneens zijn
Dissentie, tweedragt, oneenigheid
Dissertatie, redeneering
Disserteren, reden-voeren
Dib idie, tweedragt
Dib imulatie, ontveinsing
Dib imuleren, ontveinzen, verbloemen
Dib ipatie, verstroying
Dib iperen, verstroyen
Dissolveren, ontbinden, los maaken, ontknoopen
Dissoluit, ongebonden, los
Dissolutie, ongebondenheid, lossigheid
Distantie, tussenheid, wijtte, afstant
Distentie, uutspansel, uutbreyding
Distinctie, onderscheid, onderscheyding
Distinguëren, onderscheyden
Distractie, aftrekking, uutdeeling
Distraheren, aftrekken, uutdeelen, verkoopen
Distribuëren, omdeelen, verspreyden, verdeelen
Distributie, omdeeling, uutdeeling
District, begrip, regts-bepaling, ommering, krits, kring
Dissuaderen, ontraden, afraden
Divers, ongelijk, verscheyden
Diversiteit, verscheydentheid
Diverselijk, verscheydentlijk
Diversimode, 'tselve
Diverteren, afwenden, ontwenden, aftrekken, afleyden. Item, sig ergens onthouden
Divideren, verdeelen, scheyden
Divisie, deeling, scheyding
Divortie, Egtscheyding
Divulgeren, gemeen maken, rugtbaar maken, verspreyden
DO
Doceren, leeren, onderwysen, doen blijken
Doctor, Leeraar, Onderwyser
Document, leer-stuk, bewijs, betoog
Dogma, leer-stuk, gront-leer
Dogmatiseren, voortleeren, te regt onderwysen
Doleantie, beklag
Doleren, treuren, klagen
Domainen, Lands inkomen, Gebied, Heerlijkheid
Domestijq, Huisgenoot
Domicilie, Woonstede, Maalstede
Domicilie kiesen, plaatse nemen ende kiesen, in plaats van woonstede
Dominatie, heerschappije, heersing
Domineren, heersen, de meester speelen
Donatie, vrye overgeving, gifte, geschenk
Donatio causa mortis, Gifte ter sake des Doods
Doteren, begiftigen, ten Huwelijk geven
Dote, Huwelijx-goed
Doüarie, Bruitschat, Morgen-gave
Doüagiere, Weduwe ende Boedel-houdster
DR
Dresseren, toerigten, afrigten, toestellen, verbeteren
DU
Dubbel, uutschrivt, affschrivt, gros
Dubiteren, dubben, twijfflen
Duël, kamp, strijd van twee persoonen, twee-kamp, twee-gevegt
Duplicatie, verdubbling
Dupliceren, verdubblen
Dupliceren in Regten, is als den Verweerder antwoort op de weder-antwoort, ofte replijcque van den Aanlegger, ende is als een verdubbelt, ofte weder-antwoord, het welk duplijcque genomt werd
Durabel, duirsaam, langduyrig
EC
Ecclesie, Kerke, Gemeente
Ecclesiastijq, Kerkelijk, Geestelijk
ED
Ederen, uutgeven, openbaren
Editie, uutgeving
Edict, gebod
Educatie, opvoeding
EF
Effect, het gene volbragt, ofte uutgevoert is
Effectuëren, te weeg brengen, uutwerken, uutvoeren
Effect sorteren, stant grypen, te stade komen
Effective, metter daad
Efficacie, kragt, werking
Effigie, afbeeltsel, nabootsing
Effracte, inbreeking
Effugie, uutvlugt
EG
Egaal, even, gelijk
Egaleren, even-gelijk maken, evenen
EL
Electie, verkiesing
Eligeren, verkiesen, uutkiesen
Elegantie, aardigheid, fraeyigheid
Elegie, treur-klagt
Elideren, uutvegen, uutdryven
Eloceren, verhuyren, te huir laten gaan
Elogie, eerspraak
Eloquent, welsprekende
Eloquentie, welsprekentheid
Elucidatie, verligting, verklaring
Elucideren, verligten, verklaren
Eluderen, bespotten, uutstrijken
EM
Emancipatie, handligting
Emanciperen, vry-maken, sijn eygen meester maken, gelijk een Vader sijn Soon doet
Emaneren, uutgaan, uutkomen, uutvloeyen
Emblema, een Beeld-werk
Embuscade, lage, laaglegging
Emenderen, verbeteren
Eminent, uutstekende, verheven
Emib ie, afvaarding, uutsending
Emoliëren, versagten
Emologeren, voor goed agten, voor goed kennen
Emolument, genot, gewin, profijt, bate
Empescheren, verhindren, beletten
Empeschement, verhindring, beletsel
Emphasis, by-sin, nadruk
Emphitheusis, erv-pagt-regt
Employ, besteding, aanlegging, besigheid, aanwending
Employeren, besteden, aanleggen, besigen, aanwenden
Emptie, kooping
Emulatie, navolging, onderganing, volgsugt
Emuleren, navolgen, ondergaan, nadoen
EN
Encourageren, moedgeven, moedigen
Enerveren, onzenuwen, kragteloos maken
Engageren, inwikkelen
Enorm, leelijk, wanstallig, ongeschikt
Enquesteren, ondersouken
Enqueste, ondersouk, hooren van Getuygen
Enqueste valetudinaar, ondersouk, ende het hooren van Getuygen die out, siek, of anders gevreest werden haast te sullen sterven
Envie, haat, wangunst
Enumeratie, optelling
Enumereren, optellen, aantellen
Entreprise, aanslag, voornemen
EQ
Equipagie, uutrustinge
Equiperen, uutrusten
ER
Erectie, opregting
Erigeren, opregten
Eripiëren, ontrekken, ontrukken
Erreren, missen, dwalen
Erreur, doling, misslag
ES
Espargne, espergne, versparing, suynigheid
Essay, prouve
Essentie, wesen, wesentheid
Essentieel, wesentlijk
Estimeren, agten, waarderen
Esquadre, Esquadron, Hooft-gedeelte, Wijk, Troup, Slag-ordre
EV
Evaquëren, ledigen, ontledigen
Evaluatie, waardering
Evalueren, waarderen
g'Evalueert-gelt, gangbaar gelt
Evanesceren, verdwijnen
Eveniëren, geschieden, gebeuren, overkomen, toevallen
Eventus, uutkomst, geval
Evertuëren, poogen, besig houden, oeffenen
Evident, opentlijk, blijkelijk
Evidentie, schijnbaarheid, klaarblijkelijkheid
Evictie, uutwinning, afwinning
Evinceren, uutwinnen, overtuygen
Eviteren, mijden, schuwen
Evoceren, uutdagen
Evocatie, uutdaging. Item, klagte van geweygert regt
EX
Exacte, gauw, nauwkeurig, doorwrogt
Exactie, af-eissing, afpersing, schatting
Exactioneren, schatten, overschatten, afdwingen
Exaggereren, vergrooten, ophoopen
Exalteren, verhoogen, verheffen
Examen, Examinatie, ondersouk, proef
Examineren, beprouven, ondertasten, toetsen, ondervragen
Excederen, te boven gaan
Excelleren, uutsteeken, overtreffen, uutmunten
Exceptie, uutneming, uutsondring, verset
Exces, overdaad, overmaat
Exceb ijff, overdadig, overstallig
Excipiëren, uutsondren, uutnemen
Exciteren, opwekken, gaande maken
Exclameren, uutroupen, uutschreeuwen
Excluderen, uutsluyten
Exclus, uutbesondert
Excogiteren, besinnen, versinnen
Excommunicatie, Gemeent-verbanning
Excommuniceren, bannen, uutsluyten, uut de Gemeente bannen
Excuseren, ontschuldigen
Excub ie, afpersing
Executeren, uutregten, tot voldoeninge dwingen, te werk leggen
Executeur, een Uutvoerder, een Pander, Deurwaarder
Testamentaire Executeur, Erv-uutter, die des Boedels saaken reddet
Executie, uutvoering, uutwinning
Exercabel, afgrijsselijk, vervloekelijk
Exempel, voorbeelt
Exempt, vry, uutgenomen, bevrijd
Exemptie, vryding, vrydom
Exequeren, vervolgen, volbrengen
Exerceren, exerciteren, oeffenen, bedienen
Exercitie, oeffening
Exherederen, onterven
Exhiberen, bybrengen, voordragen, voor den dag brengen
Exhibitie, aanwysing, opwysing, voordraging
Exhorteren, aanmanen, aanporren
Exigentie, vereis
Exigeren, af-eissen, afvordren
Exilie, ban, uutbanning
Eximeren, vry-koopen, uut-koopen
Existeren, exsteren, in wesen zijn
Existentie, wesentheid
Existimeren, sie Æstimeren
Exorneren, op-pronken, uutrusten
Exonereren, ontladen, ontlasten
Exspecteren, verwagten
Expediëren, redden, afvaardigen, voldoen
Expeditie, afvaardiging
Expedient, afgeregt, gevouglijk, bequaam
Experientie, ondervinding
Experimenteren, ondervinden, ondersouken
Expert, ervaren, ondersogt, klouk
Exspireren, verscheyden, eindigen
Exspiratie, uutgang, einding
Expliceren, ontvouwen, uutleggen, verklaren
Explicatie, uutlegging
Exploot, uutwerking, te werk legging
Exploteren, te werk leggen, uutvoeren
Exponeren, uutleggen, verklaren
Expositie, uutlegging, verbreeding
Expres, uutdrukkelijk
Expresseren, uutdrukken
Expreßie, uitdrukking
Exprimeren, uutdrukken, uutdouwen
Exproberen, verwijten
Exprobratie, verwijt, versmading
Ex professo, opentlijk, met voordragt
Expurgeren, suyvren, reynigen
Exquis, exquisit, uutgelesen, nauwkeurig
Ex tempore, uut de vuist, metter haast
Extenderen, uuttrekken, uutbreyden, uutspannen
Extinguëren, uutblussen, dooven
Extirperen, uutroeyen
Extolleren, verheffen
Extorqueren, afperssen
Extorsie, afperssing
Extract, kort begrip, uuttreksel
Extraheren, uuttrekken, in 't kort stellen
Extrajudiceel, buyten Regts-dwang, buyten Dingtalig
Extraordinaris, ongewoon, ongemeen
Extravagand, hoog-loopende, hoog-gaande
Extravageren, hoog-loopen, uut het spoor slaan
Extreem, uutnemende
Extremiteit, uutterste
Exulteren, opspringen, hupplen
Exunderen, overvloeyen, uutvloeyen
Exüe, is een seekre Schatting, die betaalt werd by de Borgers van een Stad, eer sy in een andre Stad mogen vertrekken, anders als met consent, of haar poorter, of Borger-regt mogen ontseggen, volgens Privilegie elke Stad daar van in't bysonder verleent
FA
Fabel, vertelling, verdigtsel, klugt, quak
Fabuleus, beuselagtig
Fabriceren, verçieren, verdigten, timmeren
Fabrijk, Bouw-meester, Roy-meester
Facete, boertig
Facetieux, boertig, boertagtig, geneuglijk
Facil, ligt
Faciliteit, ligtigheid
Faciliteren, het werk verligten
Facit, het slot van de reekening, maakt, doet
Facteur, die de saken van een ander drijvt, Bewindhebber
Factie, 'tsamenrotting
Factieus, oproerig
Faculteit, vermogen, vermogentheid, magt
Facunde, welsprekentheid
Faljeren, missen, gebreeken
Falcidie, afkorting, afsnyding
Falcidia portio, is het vierendeel van de erffenisse dat den Ervgenaam vermag af te trekken die met al te veel Legaten beswaart is
Fallatie, valsheid, bedrieglijkheid
Falsaris, Vals-aart, een bedrieger, die valse Instrumenten maakt
Fameus, berugt, bekent, rugtbaar
Fameus libel, een faamroovend geschrivt
Familiaar, gemeensaam, huisgemeen
Familie, huisgesin
Fantasie, inbeelding, eygensinnigheid
Fantastijk, eygensinnig, bysinnig, vies
Fastidie, walging, zadheid
Fastidiëren, walgen, zad maken
Fataal, nootlottig, nootschik, nootschikkelijk, doodelijk
Fatalien, Ding-dagen, Pleit-dagen
Fatalia appellationum, den tijd binnen de welke men moet appelleren
Fatigatie, vermoeying
Fatige, vermoeytheid
Fatigeren, vermoeyen
Fatsoen, gestalte, form, gedaante
Fatum, Noot-lot, Noot-dwang
Faulte, gebrek, feyl
Faveren, begunstigen, gunstig zijn
Faveur, gunste
Favorabel, gunstig
Favorijt, Gunsteling
Fauteur, Gunst-drager, een Mede-pleger
FE
Feyten, Schriftuyren, inhoudende 't gene men betoonen, ofte bewysen wil
Feliciteit, welvaart, voorspoet, geluk
Femenijn, wijflijk, vrouwelijk
Felonie, ontrouwe, ofte smaatheid
Fenijn, vergift, dood-spijs
Ferien, Vier-dagen, Oorlof-dagen
Festeren, beleefdelijk onthalen
Festinatie, verhaasting
Feudaal, ofte Feodaal, Leen-goed, Leenroerig
FI
Fiat, het geschiede alsoo, 't is goet
Fictie, verçiering, verdigtsel
Fideicommis, erv-beveling, erv-betrouwing, erv-lating over de hand
Fideicommissarius, Ervgenaam met last van overgifte
Fidejussor, Borge
Fidel, getrouw
Fiducie, betrouwing
Figure, gestalte, afbeeltsel, prent
Figurate, beelts-gewijs
Figureren, afbeelden, verbeelden
Fin, einde
Finalijk, eindelijk, glat af
Finesse, vond, loosheid, lift, practijque om yets uut te voeren
Fingeren, verçieren, bootsen
Firmament, Starren-hemel, Uutspansel
Firmeren, vestigen, gestadigen
Fiscaal, Graaflijkheids, ofte Lands Schat-bewaarder, Versorger
Fisce, Lands Schat-kist
FL
Flatteren, pluimstrijken, vleyen
Fleur, bloem, bloeysel
Floreren, bloeyen, welvarende zijn
Florijn, een gulden
Fluctuëren, swerven, swalpen, sukklen
FO
Foly, een blad
Folije, malligheid
Fontein, Bron, Wel
Force, gewelt, magt
Forceren, bemagtigen, verkragten, overweldigen
Forme, vorm, gedaante
Formaliteit, gedaante, gestalte, aanstelling
Formaliseren, tegen aankanten, tegen kanten, opmaken
Formeren, maken, toestellen
Formulier, voorschrivt, leest
Fornicatie, hoerdery, smuyk-min
Fortificatie, sterkmaking
Fortificeren, versterken
Fortresse, Sterkte, Slot, Fort
Fortuyne, geluk, kansse, avontuir
Foveren, koestren, toegedaan zijn, ophouden, aanhangen
Fourneren, verschaffen, opbrengen, overbrengen
FR
Fraude, bedrog, arglist
Frauderen, bedriegen
Frenesie, kranksinnigheid
Frequent, veelvuldig, veelvoudig, vaak
Frequenteren, bewandelen, doorwandelen, by woonen
Frivoil, beuselagtig, leuragtig, slegt
Fructuëux, vrugtbaar
Fruste, te vergeefs
Frusteren, vrugteloos maken, benemen
FU
Fugeren, vlugten, vlieden
Fuge, vlugt
Fugitijff, voorvlugtig, banquerot
Fulmineren, blixemen, rasen, woeden, uutbulderen
Functie, ampt, bediening
Fundament, gront-vest, grond
Fundatie, grondlegging
Funderen, vestigen, vaststellen
Furie, woede, verwoedheid, rasernije
Furieux, dul, rasende woedig
Furneren,verschaffen, opbrengen
GA
Gabelle, Tol
Gage, weder, huirloon, huir, winst, besolding
Gageren, besolden, beloonen
Garanderen, waren, waarborgen, ontheffen, vergoeden
Garant, waarschapen, waarborg, verhaal
Gauderen, verblyden
GE
Gedelegeerden-Regter, een gewesen ende gestelden Regter
Gemineren, verdubblen
Genealogie, Geslagt-tafel, Afkomste, Geslagt-boom
Generaal, gemein, algemein
Generaliteit, Algemeinschap, Land-gemeinschap
Genereus, grootmoedig, edelmoedig
Gentil, edel
Geraffineert, afgevaardigt
Gerequireerde, Verweerder, tegens dewelke eenig versouk gedaan werd
Geste, gebaar, manier van doen
Gesten, geschiedenissen, daden
GL
Glorie, lof, roem, heerlijkheid, luyster
Gloriëren, roemen, verblyden
Glorieus, loflijk, lofrijk, beroemd, heerlijk
Glosse, uutlegging
Glosseren, uutleggen, verklaren
GO
Gouvernement, Bestiering, Plaats-voogdy
Gouverneren, bestieren, beheersen
Gouverneur, Voogt, Land-voogt, Stads-voogt, Ruwaart, Bewinds-man
GR
Graad, trap, lid
Gramatse, vremt gebaar, grille
Grasseeren, straat-schenden, woeden, rooven
Gratie, goetgunstigheid, genade, danksegging, quijtschelding, vergunning, gunst-geving
Gratieus, goetgunstig, lieftallig
Gratuleren, dankseggen, geluk wensen, sig wel belooven
Gravamina, swarigheden, beswaarnissen
Graveren, beswaren, quetsen, in-etsen, insnyden
Graviteit, deftigheid, statigheid
Grieff, hinder, quetsing, schade, swaar, moeylijk
Griffie, Stuk-kamer, Schrijv-kamer, Leypen
Griffier, Hof-schryver
Gros, het gene uut de kladde in 't net gestelt is
Grosseren, in 't net schryven
Großier, Groot-handelaar, Grov-handelaar
HA
Habyl, Afgeregt, bequaam, geschikt, behendig, heblijk
Habiliteit, behendigheid, bequaamheid, gaaudadigheid
Habiliteren, bequaam maken
Habijt, Kleed, Kleeding
Habitatie, woonstede, wooning
Habituëren, bekleeden
Hallucinatie, dwaling
Hanteren, bewandelen, omgaan
Harangue, beweeg-reden, vertoog
Harmonie, wel-luydinge, een-stemmigheid, over-een-stemming, t'samen-stemming, soet-luydigheid
Harmonice, t'samen-stemmelijk
Havery, ongeluk, ongeval
Hazard, lot, gevaar, avontuir, kansse
Hazarderen, wagen
HÆ
Hæres, Ervgenaam, Oir
HE
Hegte, hegtenis, gevankenis
Heraut, Wapen-voogt, Wapen-drager, Wapen-heer, Schilt-voerder
Herederen, erven
Herediteit, erv-goed, erv-deel
Heresie, Kettery, stijfsinnigheid, eensinnigheid
Hermaphroditi, Man-wyven
Heroiq, heldig, heerlik
Heremijt, Kluysenaar, Wout-broeder
HI
Hipocrijt, een veinser, een schijn-heylig
Hipocrisie, geveinstheid, schijnheyligheid
Historie, Geschiedenis, Verhaal, Gedenk-schrivt, Geschigt, Geschigt-briev
HO
Homicidie, doodslag
Homicide, Doodslager
Homilie, Gesprek, Redeneering
Homologeren, goetkennen
Homage, manschap, huld
Honeur, eer
Honorabel, eerlijk, eerbaar
Honoreren, eeren
Horologie, Uyrwerk, Sonnewyser, Wekker
Horreren, verschrikken, afgrysen
Horreur, afschrik
Horribel, schrikkelijk, grouwelijk
Hortatie, vermaning
Horteren, vermanen, aanporren, aanmoedigen, aanmanen
Hospes, Waard, Gasthouder
Hospitaal, Herberg, gasthouding, Gasthuis, gastvry
Hospitaliteit, huisvesting, gastvryheid, herbergsaamheid, waardschap
Hostagie, Pand, Gysel
Hostie, Zeeg-offer
Hostiliteit, vyantschap
HU
Humane, menselijk, beleevt, heus
Humaniteit, beleevtheid, mensheid
Humble, nedrig, demoedig
Humeur, vogt, eygen-aart, sinlijkheid
Humiliteit, nedrigheid, ootmoedigheid
HY
Hymne, Lof-sang
Hypocrise, veinsing
Hypocrijt, Huygelaar, Geveinsde
Hypoteeq, Onderpand, Tegenpand, Grondpand, Vesting
Hypothequeren, vestigen, veronderpanden
JA
Jactantie, beroeming
Jacteren, beroemen
Jacture, verlies, weg-werping
Jalours, belgsiek, belgsugtig, min-yverig
Jalousie, belgsugt, minne-nijt, na-yver, min-yver
ID
Ideen, voorbeeldsels, bewerpsels, ontwerpsels
Idioot, ongeleerde, ongeletterde, weet-niet
IG
Ignobel, onedel
Ignominie, naamschendig, schangvlek, schande, oneer
Ignominiëus, schandelijk, smadelijk, naamschendig, eerloos
Ignorant, weet-niet, weet-loos, onkundig
Ignorantie, onkunde, onwetendheid, onbedagtheid
Ignoreren, onkundig zijn, niet weten
IL
Illaberen, insluypen
Illatie, inbrenging, invoering, besluit
Illatijf, dat ingebragt kan werden
Illegaliteit, oneven-gelijkheid
Illegitime, onwettelijk, bastaart
Illiquide, onklaar, oneffen
Illuderen, bespotten, beguyglen
Illusie, bespotting, beguygling, scherts
Illusoir, bespottelijk
Illustratie, verligting, doorschyning
Illustre, doorlugtig, edel
Illustreren, doorligten, doorheldren, doorlugtigen, verklaren
IM
Image, beeld, gelijkenis
Imaginatio, inbeelding
Imagineren, inbeelden
Imbeciliteit, swakheid, onsterkheid
Imitatie, navolging, nabootsing
Imiteren, navolgen, nadoen
Immediate, onmiddelig
Immediatelijk, eensklaps, sonder middel, onmiddellijk
Immemoriaal, ondankbaar, boven geheugen
Immense, onmetelijk
Immeuble, ontilbaar, onbeweeglijk, onroerend
Immineren, boven 't hoofd hangen, genaken
Immisceren, inmengen, ondermengen
Immobile, ontilbaar, onbeweeglijk
Immoderatie, onmatigheid
Immoderare, onmatig
Immodest, onzedig, ongeschikt, ontugtig
Immodestie, onzedigheid, ontugt
Immutabel, onwisselbaar, onveranderlijk
Immuniteit, onbelastheid, vryheid, vrydom
Impar, oneven, ongelijk, onpaar
Impariteit, onevenheit, onpaarheid
Impartiëren, mededeelen
Impatibel, ongedoogsaam, onlydelijk, onverdraaglijk
Impatient, onlijdsaam, onverduldig
Impatientie, onlijdsaamheid, onverduldigheid, ongedult
Impediëren, verhindren, beletten
Impediment, belet, hindring
Impelleren, aanstouwen, dryven
Imperateur, Keyser, Veldheer, Gebieder
Impereren, gebieden, bevelen, heerschappen
Imperfect, onvolmaakt, onvolkomen
Imperfectie, onvolmaaktheid, onvolkomentheid
Imperiaal, Keyserlijk
Impersoneel, onpersonelijk
Impertinent, ongerijmt, slordelijk, onhebbelijk
Impetrant, verwerver, verkryger, versouker
Impetreren, verwerven, verkrygen
Impetueus, ongestuymig, heftig
Impiëteit, godloosheid, ongodvrugtigheid
Implacabel, onversoenlijk
Impleren, vervullen
Implicatie, invouwing, inwikkeling
Impliqueren, Impliceren, invouwen, inwikklen, bevangen
Imploratie, aanroupinge
Imploreren, aanroupen
Imployeren, siet Employeren
Imponeren, opleggen, bedriegen, te laste leggen
Important, groot, gewigtig
Importantie, gewigtigheid
Importeren, belangen, bedragen
Importuin, overlastig, onbeschoft
Importuneren, overlasten, lastig zijn, dringen
Importuniteit, overlast, dwang
Imposeren, opleggen, lastleggen
Impositie, oplegging, oplage, schatting
Impoßible, onmogelijk
Imposture, bedrog
Impost, Schattinge
Impotent, onmagtig
Impotentie, onmagtigheid, onmagt, onvermogentheid
Imprecatie, toewensing, vlouk, quaatwensing
Impreßie, indrukking, druksel, print-drukking, indruksel, inbeelding
Imprimeren, indrukken, inprinten
Improberen, quaat keuren, quaat agten, wraken
Improbitas, onvroomheid, ondeugt
Imprudent, onwijs, onvoorsigtig
Imprudentie, onwijsheid, onvoorsigtigheid
Impudicq, onkuys, onschamel, oneerbaar
Impugneren, bevegten, bestryden
Impulsie, opstoking, aandryving
Impuniteit, ongestraftheid
Imputatie, wyting, aantyging, toemeting, toereekening
Imputeren, wyten, aantygen, toemeten, toereekenen
IN
Inadvertentie, onbedagtsaamheid, reukeloosheid, agteloosheid, onwetenheid
Inaliënabel, onwandelbaar, onvervreemtbaar
Inartificiaal, onkostig
Inæqualis, onevengelijk
Inæqualitas, ongelijkheid, onevengelijkheid
Incapabel, onvatbaar, begrypeloos, onbevattelijk
Incapaciteit, onvatbaarheid
Incarnatie, Vlees-wording, Mens-wording, Bevleysing, Tijd-schrivt, Tal-schrivt, Tijd-beschryving
Incarceratie, kerkring, gevangenis, hegte, hegtenis
Incarcereren, kerkren, vangen
Incertitude, onsekerheid
Inceste, bloedschande
Incident, inval, voorval, invalling
Incideren, insnyden, opsnyden, voorvallen, tussen vallen, etsen
Incipiëren, beginnen
Incisie, insnyding, doorsnyding, opsnyding
Inciteren, aanporren, opstoken, aanritsen, aanlokken
Incivil, onburgerlijk, onheus, onbeleeft
Inciviliteit, onburgerlijkheid, onheusheid, onbeleeftheid
Inclinatie, toeneyging, neyging
Inclineren, toeneygen, neygen
Incluys, ingesloten, binnen, inegrepen
Inclusive, binnen gerekent
Incognitabel, onbedenkelijk
Incommodatio, ontryving
Incommoditeit, ongelegentheid, ongemak, ongerijv
Incommunicabel, onmededeelbaar
Incommoderen, ontrieven, ongelegentheid maken
Incomparabel, onvergelijkelijk
Incompatibel, onverdraaglijk, onlijdelijk, niet over-een-komende
Incompetent, onbehoorlijk, onwettig, ononderhorig
Incompetenten Regter, ononderhorigen Regter
Incomprehensibel, onbegrypelijk
Inconstant, onstandvastig, wispeltuyrig
Inconstantie, onstandvastigheid, wispeltuyrigheid, ongestadigheid
Incontinenti, datelijk, strak, op staande voet
Inconvenient, ongeval, misval, ongeluk
Incorporatie, inlyving
Incorporeel, onlighamelijk
Incorporeren, inlyven, innemen
Incorrect, onverbetert, gebreekelijk
Incorruptibel, onverderffelijk
Incredibel, ongelooflijk
Incrementum, rysing, aanwassing
Increpatie, bekyving
Increperen, bekyven, buldren
Inculceren, inscherpen
Inculpabel, onstraffelijk
Inculperen, beschuldigen
Inculqueren, instampen, inscherpen
Incumberen, opleggen, opsteunen, aanvordren, voor hebben
Incurabel, ongeneeslijk
Indemneren, schadeloos houden, vry houden
Indemniteit, schadeloosheid, vryhouding
Independens, onverbonden, onafhangig, van niemand afhangende
Independentie, onafhangelijkheid
Indictie, aansegging, oplage, tijd-gebod, aanrading
Indifferent, eenderley, onverscheydelijk, even-eens
Indigentie, behouftigheid
Indignatie, verantwoording, onwaardigheid, euvelneming
Indirect, kroms-weegs, aver-regts
Indiscreet, onbescheyden
Indiscretie, onbescheydenheid
Indispoost, ongestelt, ongesond
Indispositie, ongesteltheid, ongesontheid
Indissolubel, onloffelijk
Individuum, ondeelijk, bysonder
Indole, inbost, aart
Indubitabel, ontwijffelbaar
Induceren, invouren, inleyden, aanraden, wijs-maken, onderwysen
Inductie, aanrading, invouring, invouging, indrang
Indulgentie, gedooging, toelating, vrygeving, verwilliging, lekkre spyssing, aflaat
Industrie, gaauwigheid, wakkerheid, kloukheid, naarstigheid, vernuftigheid
Inegaal, oneffen, ongelijk
Inegaliteit, oneffentheid, ongelijkheid
Ineptie, ongerijmt, onbequaam
Inertie, vadsigheid, luyheid
Inestimabel, onschattelijk, onwaardeerlijk
Inevitabel, onvermydelijk
Inexcusabel, schuldbaar, onverschoonlijk
Inexpert, ongeoeffent
Inexplicabel, onuutleggelijk
Inexpugnabel, onwinbaar, onverwinnelijk
Infaam, eerloos
Infameren, faamrooven, schantvlekken
Infamie, schantvlek, faamrooving
Infantie, kindsheid, onmondigheid
Infect, stinkent, besmet
Infecteren, besmetten
Infereren, invouren, inbrengen
Infesteren, beledigen, bekommeren
Infidel, ontrouw, trouwloos
Infideliteit, ontrouwigheid, trouwloosheid
Infirmiteit, onsterkheid, swakheid, losheid
Inflammatie, ontsteking
Inflatie, opblasing, swelling
Infligatie, aanslaning
Influentie, invloeying
Informatie, kundschap, berigting, bescheid, kennis, invorming, bevorming, verneem-schrivt
Informeren, kennis nemen, kundschap doen, berigten, onderwysen, bevormen
Infortuin, rampspoed, ongeluk
Infracteur, inbreker, overtreder
Infractie, inbreuk
Infringeren, breken
Infructuëus, onvrugtbaar
Infusie, instorting, doorgieting
Ingenieur, Bolwerker, Vest-bouwer, Vernufteling, Sterkt-bouwer
Ingenieus, sin-rijk, verstandelijk
Ingereren, indringen
Ingratitude, ondankbaarheid
Ingredient, immengsel
Ingrediëren, intreden
Ingreßie, intreding, ingang
Inhabil, onbequaam, onabel
Inhabiliteit, onbequaamheid
Inhabitabel, onbewoonlijk
Inhærentie, inhanging
Inhæsie, inhanging, aanhanging
Inhereren, inhangen, inblyven
Inhonest, eerloos, oneerbaar
Inhumaan, onbeleevt
Inimicitie, vyantschap
Iniquiteit, ongeregtigheid, onbillikheid
Iniq, onregtvaardig, onregt, onregtmatig
Injunctie, beveling
Injungeren, toevougen, opleggen
Injurie, ongelijk, onregt, hoon
Injurieren, verongelijken, hoonen
Injuste, onregtvaardigheid, ongeregtheid
Innavigabel, onbevaarlijk
Innocent, schuldeloos, onnoosel
Innocentie, onnooselheid
Innovatie, vernieuwing
Innoveren, vernieuwen
Innumerabel, ontelbaar, ontallijk
Inobedient, ongehoorsaam
Inproviso, onversiens
Inquiëteren, Inquiëtudie, ontrusting, onrust
Inquireren, ondersouken, doorsnuffelen
Inquisitie, ondersouk
Inquisiteur, Ondersouker, Ondersouk-meester, Ketter-meester
Insanabel, ongeneeslijk
Insanie, dolligheid
Insatiabel, onversadelijk
Inscriptie, opschrivt
Inscrutabel, ondoorgrondelijk
Insensibel, ongevoelijk
Inseparabel, onscheydelijk
Insereren, insetten, invougen, inlyven
Insertie, invouging
Inserveren, bedienen, yemand ten dienst staen
Insidie, belaging, schuyl-houk, lift
Insigne, merkelijk, kenteyken
Insimuleren, betigten
Insinuatie, inschryving, te kennen-geving, waarschouwing, verwittiging
Insinueren, indringen, invleyen, inschuyven, tekeken geven, aanmelden, verwittigen
Insisteren, aanstaan, volharden, aanhouden
Insolent, moetwillig, ongewoon, overdadig
Insolentie, moetwilligheid, moetwil, dertelheid
In solidum, gantselijk, geheelijk
Insolvent, onbetalijk, onbetaalbaar
Insolventie, onvermogentheid tot betalen
Inspectie, beschouwing, aanschouwing
Inspectie oculair, besigting, baarblijkelijk, beschouwing
Inspiratie, inblasing, aanblasing, ingeving
Inspireren, inblasen, aanblasen
Instantie, aanhouding, volstandigheid, geduyrigheid, begin
Instauratie, herstelling, opregting, vernieuwing, weer-opregting
Instaureren, opregten, vernieuwen, herstellen
Instigatie, aanstouwing
Instigeren, opstoken, aanstouwen, dryven, ophitsen
Instinct, drivt, ingeving, inblasing
Instituëren, insetten, onderwysen, instellen
Institutie, insetting, onderwysing, instelling
Instructie, onderregting, toeregting, berigt, narigting, onderwijs
Instruëren, onderregten, toeregten, schriftelik bewysen
Instrument, Tuyg, Werk-tuyg, Handeltuyg, Gereetschap, rigting, Handel-tuygschrivt
Integriteit, deegelijkheid, opregtigheid, louterheid
Intellect, vernuft, verstant, kennis
Intelligentie, kuntschap, verstand, kennis
Intemperantie, ongematigtheid
Intenderen, beoogen, voor-hebben, natragten
Intentie, oogwit, oogmerk, opset, voornemen, opsetting
Intenteren, onderstaan, aanleggen, aanwenden
Intercederen, tussen-spreken, bemiddelen
Interceßie, bemiddeling, tussen-komst
Intercipiëren, onderscheppen
Intercideren, verbieden
Interdict, verbod
Interesseren, beschadigen, vernadeelen, verkorten
Interest, schade, nadeel, belang, woukker
Interjectie, inworp, inwerpsel, tussen-stelling
Interinement, gestant-doening
Interineren, gestaden, voor goet keuren
Interlocutie, tussen-spraak, tussen-oordeel, by-vonnisse
Interloqueren, tussen-spreken
Interlocutoire, tussen-oordeel
Interlocutoir-Vonnisse, by-vonnisse
Intermitteren, ophouden, aflaten, verpoosen
Intermißie, aflatinge, verpoosinge, tussen-komst
Interpellatie, inspraak, tussen-spraak, versouk, aanspraak
Interpelleren, inspreken, tussen-spreken, versouken, stuyren, behindren
Interponeren, Interposeren, tussen-stellen
Interpositie, tussen-stelling
Interpretatie, uutlegging, bedied, vertaling, verklaring, vertolking
Interpreteren, uutleggen, verklaren
Interrogatie, ondervraging
Interrogeren, ondervragen
Interrupt, afgebroken
Interruptie, afbreking, tussen-valling
Interval, tussenheid, tussen-val
Interventie, tussen-komst
Interveniëren, tussen-komen
Inthimatie, aankunding, bekend-maaking
Inthimeren, ontbieden, aankundigen
Intimeren, vertsagen, vreese aanjagen
Intituleren, naam-noemen, benamen
Intolerabel, onverdraaglijk
Intoneren, voor-singen
Intractabel, onhandelbaar, bars, onrekkelijk
Intricaat, verwart, verstrikt
Intricatie, verwarring, verstrikking
Intriqueren, verstrikken
Introduceren, invoeren, inleyden, inbrengen
Introductie, inleyding
Intuit, opsigt, aanblik, insigt
Invaderen, aanvallen, invaren
Invalide, onsterk, onbestandig, dat niet bestaan en mag
Invariabel, onveranderlijk
Invasie, aanval, inval
Invectijf, lastering, beschelding, doorstrijking
Inventaris, opschryving van goedren, Inhoud, Staat, Boel-schrivt
Inventariëren, opschryven, beschryven, Boel-beschryven
Inventeren, vinden, uutvinden
Inventeur, Vinder
Inventie, vinding, vond, ervinding
Inversie, omkeering
Inverteren, omkeeren
Investigeren, opspeuren, navorsen
Investiture, instelling
Invincibel, onwinbaar
Inviolabel, onschendbaar
Invitatie, noodiging
Inviteren, aanporren, noodigen
Inundatie, overvloeying, water-oploop
Invocatie, aanrouping
Invoceren, aanroupen, beroupen
Involveren, inwikkelen, inwinden
Involutie, inwikkeling, inwinding, inwenteling, bestrikking
Inutil, onnut
JO
Juncture, vouging, gelid, gewrigt
Journaal, dagelix, Dag-bouk, Dag-register
IR
Iracundie, grampschap
Ironie, schimp-reden, schars, spot-spreuk
Irraisonnabel, onredelijk, onbillik
Irrationaal, onredelijk
Irregulier, ongemeen, ongeschikt
Irreparabel, onverbeterlijk, onvergoedelijk
Irreprehensibel, onberispelijk
Irreverentie, oneerbieding, oneerbiedigheid
Irrevocabel, onwederroupelijk
Irrideren, begekken, belaggen, bespotten, beschimpen
Irriteren, tergen
IS
Isagoge, Inleydinge
Issue, uutgang, uutkomst, uutgang-regt
IT
Item, desgelijks, insgelijks, soo ook
Iteratie, hervatting
Iteratijf, meermaals
Itereren, hervatten, herhalen
JU
Jubilee, Luyt-jaar, Juyg-jaar
Jubileren, verheugen, juygen
Judicatuyre, Vonnis, Regts-pleging
Judiceren, oordeelen, Regten, wysen
Judiciaal, geregtelijk, regtsprekelijk
Juge, Regter
Jugement, Oordeel, Regt
Jugeren, regten, oordeelen
Juncture, vouging, lit
Juramentum, Eed
Juratoir, by eede
Cautie juratoir, Borgtogte, ende belofte by eede van 'tGewijsde te voldoen, ende sijn Persoon, of Goedren niet te versteken, of te vervremden
Jurisprudentie, Regts-kunde
Jureren, sweeren
Jurisdictie, Regts-dwang, Regts-gebied, Regts-magt, Regts-ban
Jurisconsulte, Jurist, Regts-geleerde
Jus Reale, Beheering
Jus Personale, Inschuld
Jus Gentium, Volker-wet, Volker-regt
Jus Civile, Burger-wet, Burger-regt
Jus Publicum, Gemeene Land-wet
Jus Privatum, Bysonder Burger-regts-wet
Jus Succedendi, ab intestato, Versterv-regt
Jus Posseßionis, Besit-regt
Justicieren, , Geregts-dienaars, Rigtren
Justicier, Regter
Justitie, Geregt, Geregtigheid, Regtvaardigheid
Justificatie, regtvaardigmaking, regtvaardiging
Justificeren, ontschuldigen, vry-spreken
Juveren, helpen
Juweelen, Kleynodien
LA
Labeur, arbeid
Laboreren, Labeuren, arbeyden
Laborieus, arbeydig, arbeidsaam
Labyrint, Dool-hof
Laceratie, verscheuring
Lacereren, verscheuren
Lachrimeren, weenen, schreyen
Lakey, navolger, Loop-jongen
Lamentatie, gekarm, jammer-klagt, weeklaging
Lamenteren, karmen, jammeren, weeklagen
Laps, verloop van tijd
Large, rijkelijk, breed
Lascif, geil, wulps, brood-dronken, dartel
Lasciviteit, geilheid, brood-dronkentheid
Latiteren, weg-schuylen, sig t'souken maken, schuylen
Latitude, wijtte, breette
Latus, Zijde
Lauderen, loven
Laxatie, losing, lossing
Laxeren, losen, lossen, openen
LE
Lectie, lesing, Les, Text
Lecture, lesing
Læderen, quetsen
Legaal, wettig, wettelijk
Legaat, Afgesand, ervmaking, making, Heeren Bode
Legataris, Ervdeeler, Making-beurder
Legateren, bespreken, maken
Legatie, afsending, besending, ervmaking, gesantschap
Legende, Verhaal, Vertelling
Legioen, Krijgs-heir
Legislateur, Wet-gever
Legitimatie, bewettiging
Legitime, wettig
Legitime portie, Wettig gedeelte, Kinds-gedeelte, dat is, in vijf, of meer, de helft, ende in minder als vijf, het derde part, van 't geen sy andersins souden hebben geervt
Legitimeren, bewettigen
Læsie, quetsing
Læsæ Majesteit, Hoogste-magt-schending
Leviteit, ligtvaardigheid
LI
Lias, snoer
Liasseren, snoeren, aanrygen
Libel, Geschrivt, Aanschrivt, Pleit-geschrivt
Liberaal, mild, gulhertig, vrymoedig, gulhertigheid, openhartig
Liber, los, vry
Liberaliteit, miltheid, miltdadigheid
Libereren, verlossen, vry maken
Liberteit, vryheid
Libertijn, Vry-geest, Vry-gemaakte knegt
Licent, Verlof-gelt, geoorloft
Licentiaat, gehengde, toegelaten
Licentie, verlof, toelating, vrygeving, vry-spraak, oorlof
Licentiëren, toelaten, vry-geven, gehengen
Lieutenant, Stedehouder
Ligue, verbinding, verbond
Limitatie, bepaling
Limite, afpaling
Limiten, Landpalen, Landscheydingen
Limiteren, bepalen
Linea, lijn, afkomst, regel
Linie-regt, regel-regt
Liquidatie, afreekening, effening
Liquide, week, effen, klaar, blood, plat-uut, het gene sonder moeyten te reekenen is
Liquideren, week maken, afreekenen, effenen
Litigeren, krakeelen, pleyten, twisten
Litigieus, krakeelig, Dingtalig
Litiscontestatie, Regts-pleging
Litiscontesteren, Regts-plegen
Litispendentie, Twisthanging, Pleithanging
LO
Locaal, plaatselijk
Locatie, verhuyring
Locupleteren, verrijken
Logeren, huisvesten, herbergen, t'huis-leggen
Logijs, Huisvesting, Herberg
Lombard, Leen-tafel-houder, Tafel-houder, Pantbeleener, Bank van Leening
Longitude, lengte
Loy, Wet
Loyaal, wettelijk
LU
Lubriq, flibberig, glad
Lucteren, worstelen
Luxurie, geilheid, onkuisheid
Luxurieus, geil, weeldrig
Luytenant, Stedehouder, die in yemands plaats gestelt is
MA
Machinate, quaatstoking
Machineren, quaat stoken, quaat brouwen, berokkenen
Maculature, klad-papier, scheur-papier, ommeslag
Maculeren, bevlekken, bekladden
Magazijn, Voorraad-schuir, Pak-huis
Magie, Tover-konst, Geest-handel, Tover-kunde
Magistraat, Overheid, Overheer
Magnanime, grootmoedig, groothertig, edelmoedig
Magneet, Noord-steen, Zeil-steen
Magnificentie, Heerlijkheid, Pragt, Grootdadigheid
Magnificq, heerlijk, grootdadig, groots
Magnitude, grootheid
Majesteit, Hoogheid, Hoogmagtigheid, Mogentheid
Mainteneren, handhaven
Maintenue, handhaving
Malefidei, ter quader trouwe
Malcontent, ongenougtn t'onvreden
Maledictie, vlouk, quaat-spreken, lastring
Malevolentie, quaatwilligheid
Malheur, ongeval, ramp
Malheureux, rampspoedig, ongelukkig
Malitie, boosheid, quaatheid
Maligniteit, boosaardigheid
Manciperen, eygen geven, vereygenen
Mandaat, bevel, last
Mandans, Bevel-gever
Mandataris, Bevel-hebber
Mandament, Bevel, Beveling, Daag-ceel
Manier, wyse, zede
Manifacture, handwerksel
Manifest, openbaar, verklaring
Manifesteren, openbaren, verklaren
Manquement, onbreking
Manqueren, ontbreken, in gebreke blijven
Mansuetude, sagtmoedigheid
Manuaal, handbouk, handdouk, handsaam
Maquerelle, Koppelaarster
Marcheeren, aantrekken, aantreden, streven
Marge, kant, blad-rand, boort
Mariage, Huwlijk
Marquis, Markgraaf
Masque, mom-aansigt, grijns
Masqueren, vermommen, mommen
Massacre, moort, moordery
Massacreren, vermoorden, moorden
Masse, klomp
Massif, digt, hegt, vast, louter
Materiaal, stoffelijk
Materie, stof, sake, etter
Maternel, moederlijk, van 's moeders lyve
Matrimonie, Huwlijk, Egt, Moeders-goed
Matrone, Huis-moeder, eerlijke Vrouw
Matteren, moede maken
Maturiteit, rijpheid
Maxime, Grond-regel, grond
ME
Mechanice, werkelijk
Mechanicq, Ambagts-man, Hand-werker, vuyg, karig, vrek, hoetelagtig
Mechaniseren, hoetelen, handwerken
Medalie, Pronk-stuk, Pot-penning
Medicijn, Artz
Medicijne, Genees-middel, Genees-kunde
Medicinaal, heelsaam
Mediateur, Middelaar
Mediatie, bemiddeling
Medicamente, Genees-kruyden, Genees-middelen, Artzeny
Medicineren, genesen, heelen
Mediëren, middelen
Mediocre, middelmatig, middelbaar
Meditatie, betragting, besinning, overleg
Mediteren, betragten, overwegen, besinnen
Melancolijcq, swaarmoedig, swartgallig
Melancolie, Swaarbloedigheid, Swaarmoedigheid, Swartgalligheid
Melodie, soet geluyt, soetluydigheid, sang-gequeel
Melodieus, soet luydig
Membrane, vlies
Membrum, Lid
Memoriabel, gedenkwaardig
Memoriaal, Gedenk-bouk, Klad-bouk
Menage, huis-raad, huis-houding, huis-gesin, ralijkheid, huislijkheid
Menageren, huis-houden, met omsigt ende maat gebruyken, suynig zijn
Meneen, treken
Mensure, maat, maatslag, roe-tale
Mentie, meldinge, gewag
Mentioneren, melden, gewagen
Merite, verdienst
Meschant, snoot
Mescontent, onvernougt, misnougt
Mescontentement, ongenougsaamheid, misnouging
Mescontenteren, misnougen
Mesus, misbruik, versuim
Metaal, Berg-werk, Gout-mengsel
Metropool, Hooft-stadt
Meubelen, Tilbare goederen, Inboel, Roerende goederen
MI
Mignon, Troetel-kind
Migreren, verhuysen
Militair, oorloogs
Militeren, tegenstryden, stryden
Militie, Oorlog
Millioen, tien hondert duysent, hondert-duysentig
Mimesis, na-aping
Minoriteit, minder-jarigheid, onmondigheid
Ministerie, bediening, dienst
Minister, Dienaar
Minuyte, Bewerp, Voorschrivt, Kladde, minderling
Minuteren, ontwerpen
Mirakel, Wonderwerk, Wonderdaad
Miscontentement, ongenougen, misnouging
Miscontenteren, misnougen
Mise, onkoste, uutgifte
Miserabel, ellendig, deerlijk, jammerlijk
Miseratie, erbarming, deernis
Misereri, ontfermen, erbarmen
Miserie, ellende, jammer, deerlijkheid, jammerlijkheid, ellendigheid
Miserecorde, barmhertigheid
Mißive, send-briev
Misterie, verborgentheid
Mitigatie, versagting
Mitigeren, versagten
Mixte, gemengt
Mijne, gelaadt
MO
Mobile, mobilair, roerlijk, beweeglijk
Mode, wyse
Model, voorbeeld, bewerp, schets, ontwerp, toonbeeld
Moderateur, Middelaar, tussen-spraak
Moderatie, bemiddeling, matiging
Modereren, Middelen, matigen
Moderne, hedendaagse
Modest, zedig
Modestie, zedigheid
Modificatie, matiging, bemiddeling
Mol, zagt, murw
Molest, overlast, lastigheid, verveling, quelling
Molesteren, overlasten, lastig zijn, moeyelijk vallen, quellen
Moliëren, vroeten, stigten, aanregten, betragten
Moment, oogenblik
Momus, Spotter, Nydiger
Monarch, Vorst, Overheer
Monarchie, Eens-regeering, Alleen-heersing
Monitie, vermaning
Monopolie, voorkoop, opkoop, inkoop
Monopoliëren, verkoopen, opkoopen
Monstrantie, vertooning
Monsteren, toonen, pronken
Monster, Ondier, Misgeboort, Wanschepsel, Schrikdier, Gedrogt, staal, toonsel, prouve
Monstreus, wanschapig
Monteren, opklimmen, bedragen, toerusten
Monument, Gedenk-teyken, Graf
Moraal, zedelijk, zedig
Morose, korsel, quaat
Morositeit, korselheid, quaatheid
Mort, Dood
Mortaliteit, sterffelijkheid
Mortaal, doodelijk, sterffelijk
Mortificatie, dooding
Mortificeren, dooden, uutdoen, te niet doen
Motie, roering, beweeging
Motijf, beweegsel, beweegreden, grond-oorsaak
Movement, roering, beweging
Moveren, roeren, bewegen
MU
Mulcteren, boeten, straffen
Mulcte, boete, geld-boete
Multiplicatie, vermenigvulding, veelvouding
Multipliceren, vermenigvuldigen
Multitude, menigte, veelheid
Munderen, reynigen, suyveren
Municipaal, plaatselijk
Muniëren, sterken, bewaren, beschermen
Muniment, bevesting, beweering, bescheid dienende tot beweering van yemands regt
Munitie, rusting
Murmuratie, morring
Murmureren, knorren, morren
Mutatie, verandring, wisseling
Muteren, wisselen, verandren
Mutilatie, verminking
Mutileren, verminken
Mutinatie, oproer, muytery
Mutineren, oproer-maken, muyten
Mutueel, onderling, over ende weer
MY
Mysterie, verholentheid, verborgentheid, geheymenis
NA
Namptissement, hand-vulling, te bordbrenging, opbrenging
Namptiseren, hand-vullen, te borde brengen, opschieten
Narratie, vertelling
Narratijf, verhalig, het gene men in de Requeste, ofte Conclusie tot sijn bewijs-reden neemt
Narreren, vertellen, verhalen
Natie, Volk, Land-volk, Geboortselen, Inboorlingen
Nativiteit, geboorte
Natuirlijk, opregt geboren
Natuirlijk-kind, Speel-kind
NE
Necessarie, noodig, nootwendig, nootsakelijk
Neceßiteit, nootwendigheid, nootsakelijkheid
Negatie, loogening, ontkenning, beneeming
Negatijf, ontkennelijk
Negeren, loochenen, ontkennen, beneemen
Negligent, versuymig, onagtsaam, agteloos
Negligentie, versuim, verwaarloosing, agteloosheid, onagtsaamheid
Negligeren, versuymen, verwaarloosen, veronagtsamen
Negotiant, Handelaar, Koopman
Negotiëren, handelen, handel-dryven, verhandelen
Nepotes, Neptes, Kinds-kindren, Naarkomelingen
Neuter, Neutraal, onzydig, geenderley
Neutraliteit, onzeydigheid
NI
Nihil, niets, niet-met-al, niets ter wereld
NO
Nobel, edel
Nobiliteren, veredelen, edel maken
Noblesse, Edeldom, Adel
Nomber, getal
Nominatie, noeming
Nomineren, noemen
Norme, zegel, maat, voorbeeld, regel
Nota, merk-teeken, tal-letter
Notabel, merkelijk, aansienlijk
Notaris, Beampte-schryver, Bond-schryver
Notatie, beteekening
Note, teyken, merk, kenteyken
Noteren, aanteykenen, letten
Notificeren, doen weten, bekent-maken
Notitie, aanteykening, kundschap
Notoir, kennelijk, kenbaar
Notule, Merk-ceel, Teyken-schrivt
De Novo, op nieuw
Novatie, vernieuwing
Noviteit, nieuwigheid
Nouvelles, nieuwigheden
NU
Nul, niets
Nulliteit, nietigheid, wesentlijk versuim
OB
Obedient, onderdanig
Obedientie, onderdanigheid, gehoorsaamheid
Object, voorwerp, grond
Objecteren, voorwerpen
Obiter, ter loop, in 't voorby gaan
Objiciëren, voorwerpen, tegenwerpen
Oblatie, Offerhande, Offer, Aanbieding, Opdragt
Oblectatie, verlusting, vermaak, verheuging
Oblecteren, verlusten
Obligatie, Verband, Verbinding, Schult-kennis, Schult-briev, Verbintenis, Hand-schrivt, Bond-schrivt, Verpligt-schrivt
Obligeren, verbinden, verpligten
Oblique, scheef
Obreptie, insluyping
Obreptijf, ter sluip
Obscuir, duyster, donker
Obscureren, verdonkren
Obsecratie, smeeking
Obsecreren, smeeken, bidden
Observantie, Observatie, waarneming, gebruik, gewoonte, geslaging, opmerking, eerbiedigheid
Observeren, waarnemen, geslaan, aanmerken
Obstacule, verhindring, hinderpaal, hinder
Obsteren, in de weeg staan, verhindren, tegen staan
Obstantie, halstarrigheid, hartnekkigheid, krygelheid
Obstinaat, hartnekkig, halstarrig
Obtineren, verwerven, behouden, verkrygen
Obtrectatie, lastring
Obveniëren, te gemoed komen, verhoeden
OC
Occasie, gelegentheid, voor-val
Occident, West, ondergank
Occidentaal, westwaarts, westers
Occulte, verborgen
Occulteren, verbergen
Occupatie, inneming, voorkoming, ontlediging, besigheid, bekommering
Occuperen, innemen, ontledigen, besig zijn
Occurentie, ontmoeting
Octroy, Verleening, Vergunning, Gunst, Verlof, Gunst-briev
Octroyeren, verleenen, vergunnen
Oculair, oogschijnlijk, schijnbaarlijk, sigtbaar
OD
Odieux, hatelijk
OE
Oeconomie, Huis-houding, huis-houw-kunde
OF
Offenceren, beledigen, leed-doen, quetsen, beschadigen, verongelijken
Offensie, leed, belediging, quetsing
Offensif, beschadigende
Offereren, aanbieden, toedienen
Offer, aanbieding
Officie, Ampt, pligt
Officie, Ampt-man, Amptenaar
OM
Ombrage, Ombre, schaduwe, agterdenken, argwaan
Ombrageren, beschaduwen, overschaduwen
Ombrageux, schaduwig, agterdogtig
Omißie, overslaning, nalating
Omitteren, overslaan, nalaten
Omnipotent, Almogende
Omnipotentie, Almogentheid, Almagtigheid
Omniscientie, Alwetentheid
ON
Onereren, belasten, laden, overlasten, overladen, pak op leggen
OP
Operateur, Werk-meester
Operatie, werking
Opereren, werken
Opereux, arbeitsaam, werkelijk, groot, swaar
Opificie, hand-bagt, ambagt, hand-werk
Opinatie, waning
Opinie, waan, meyning, drift
Opiniëren, wanen, meynen
Opiniatre, stijfzinnig, krigel
Opiniatreren, onversettelijk brieven
Opinieux, verwaant
Opposant, Opponent, Verweerder, Tegenstrever
Opposeren, Opponeren, tegen-stellen, tegen-setten, weder-staan
Oppositie, tegen-stelling, weder-stant, tegen-weer, tegen-stel
Oppresseren, verdrukken, onder-drukken
Oppreßie, verdrukking
Oppugneren, bevegten, bestryden
Optie, keur, kiesing
Opulent, rijk
Opulentie, rijkheid, rijkdom, overvloed
OR
Oracul, Hemel-spraak, Hoed-spraak, God-spraak, Vraag-baak
Orateur, Redenaar
Oratie, Reden, Vertoog, Redeneering, Redening, Gebed
Ordinantie, geschiktheid, schikking
Ordinaris, gewoonlijk
Ordineren, beschikken
Ordonnantie, insetting, keure, schikking, bevel
Ordonneren, schikken, instellen, wille-keuren
Ordre, schikking, orde, stel, bestel
Oreren, reden-voeren
Oriential, van Oosten, Oostwaarts, opregt van 't beste
Origineel, oorspronkelijk, het principale en eerste schrivt
Ornament, verçiering, gesmijde
Orneren, verçieren, optoyen
Orthodox, Regt-geloovig, Regtsinnig
OS
Ostage, pand, gyseling
Ostagier, Gyselaar
Ostenderen, vertoonen
Ostentatie, beroeming, pocching, snorking
Ostenderen, brallen, pocchen, beroemen, stoffen
OT
Otieux, ledig, ydel
PA
Pacifiq, vredig, vreedsaam
Pacificatie, bevrediging, vredemaking
Pacifisceren, verdragen, bevredigen, over-een-dragen
Pacta antenuptialia, Huwlijxse Voorwaarden
Pagadoor, Betaals-heer, Penning-meester
Pagie, zyde, zy-dienaar, zijd-ganger
Payement, brokkel-gelt, klein-geld
Paisibel, vreedzaam
Paix, vrede
Palais, Prinçen-hof
Palinode, wederrouping
Palpabel, tastbaar
Palustre, brouk-land, moras
Parabel, gelijkenis, sinnebeeld
Parade, op-tooysel, op-pronking, glimp-vertooning
Paradox, Wonder-spreuk, Wonder-rede, ongemeen
Parœmia, spreek-woord
Paragon, puyk, uutsteekend
Paragraphe, beschryving, onderschryving, afdeyling
Paraphe, merk
Parapheren, merken, teykenen
Paraphrase, Uutbreyding
Parate executie, schielijke Regts-vordring, sonder uutstel
Pardon, Vergiffenis
Pardonneren, vergeven
Pareil, effen, gelijk
Parenthese, inworp, tussen-reden, inreding, tussen-stelling, invlying, insetting
Pareren, çieren, op-pronken, tooyen, gehoorsamen
Pareersel, op-pronking, çiersel, tooysel
Parfumeren, berooken, doorlugten
Paritas, evenheid
Parlement, Raad-hof, Pleit-hof, Geregts-hof
Parlementen, buldren, tieren
Parlementeren, t'samen-spreken, handelen van overgifte van Steden, of Sterken
Parochie, Karspel, Wijk
Parochiaan, Karspel-Paap
Parricida, Vader, Moeder, Broeder, Suster, ofte Kinder-moorder
Partage, deeling
Partisaan, medestander
Partiaal, zydig, eenzydig
Participatie, mede-deeling, mede-genieting
Participant, Deel-hebber, Deelagtig, Deel-genoot
Participeren, mede-deelen
Partije, weder-deel, Tegen-dinger, deel
Partitie, verdeeling, deeling
Particulier, bysonder, afgedeelt, stuks-wijs
Particulariteit, bysonderheid, naarder berigt
Party advers, Tegen-dinger
Partyschap, zydigheid
Partuer, gade, weerga
Pasquil, Schimp-schrivt, Steek-schrivt, Schot-schrivt, Schimp-digt
Passade, reys-gelt
Passage, weg, door-gang, door-weg
Passagier, Reyser
Passato, van den verloopen, voor den voorleden maant
Passeren, doorgaan, voorby gaan, verlyden, overtreffen
Passeport, Vry-briev, Vry-reis-briev, Vry-geley-briev
Paßijf, lydende
Paßie, lyding, sugt, drift, verrukking, ingenomenheid, lydigheid, harts-togt
Paßioneren, verrukken, innemen
Paßiones, harts-togten, genegentheden
Pastoor, Harder, Phar-heer, Kerk-heer, Preeker
Pastorije, Phar, Harder-staat, Kerk-meesterschap
Patent, open-briev
Paternel, vaderlijk
Patient, lyder, siek
Patienteren, lyden, dulden, gedoogen
Patientie, gedult, lijdsaamheid
Patria, Vaderland
Patriarch, Opper-vader, Aarts-vader
Patrimonie, Vaders-erv, Vaders-goed
Patrimoniaal, erfaftig
Patrimoniale-goedren, Vry ervgoedren, Erv-have
Patriot, Vaderlander, Liefhebber van 't Vaderland
Patronage, Patronaatschap, Huishouderschap, Huisvaderschap
Jus Patronatus, Preuve, Præbende, Priesterlijke inkomst
Patroon, Voorstander, Huis-vader, voorbeeld
Patronaatschap, Priesterlijk inkomen
Patrocineren, voorstaan, verdedigen
Paveljoen, Tente, Veld-tente
Pauseren, verpoosen, rusten
Payement, betaling
Pays, Pax, Vrede
PE
Pecceren, sondigen, misdoen
Pecunieel, geldelijk
Pedagoge, Tugtmeester, Leermeester, Huislijk Leermeester
Pedanterie, kinder-werk, leurerije
Peyne, breuke, straffe
Pellegrimage, Beevaart
Pellegrim, Beevaart-reyser
Pene, straf
Penetreren, door-dringen
Penetentie, berouw, leetschap, leetwesen
Peniteren, berouw hebben
Pensioen, huirloon, loon, wedde, een Jaarlijxe gifte
Pensionaris, Loon-trekker, Stads-raadgever, Raads-man, Loontrekkend raadsman
Perse, door hemselven, uut hemselven
Per accidens, by geval
Percento, ten hondert
Percipiëren, ontfangen, vatten, begrypen
Perdurabel, geduerig
Peregrinatie, Reyse, Land-reyse
Peremptoir, uuteindig, uutvoerlijk
Perfect, volmaakt
Perfectie, volmaaktheid
Perfidie, ontrouw, trouwloosheid
Peregrinatie, uutlandigheid
Perijkel, gevaar, noot
Pericliteren, wagen, bestaan
Preimeren, dooden, te niet doen, uut doen
Periode, Punt, Stip, Omloop, Volsin, Uutgang, Lid, Vollooping
Periphrasis, Omspraak
Perjurie, eedbreking
Permanent, vast, bestandig
Permanentie, verblyventheid
Permißie, toelating, verlof
Permoveren, beroeren
Permitteren, toelaten
Permutatie, wisseling, mangeling
Permuteren, wisselen, manglen
Pernitieux, schadelijk, verderffelijk
Peroreren, sluit-reden, reden-sluyten
Peroratie, besluyting
Perpetreren, bedryven
Perpetuël, altyd-duyrend, eeuwig
Perplex, verbaast, radeloos, bedremmelt, beteutert
Perplexiteit, verbaastheid, radeloosheid, bedremmeltheid
Persecuteren, vervolgen
Persecutie, vervolging
Perseverantie, volherding, volstanding
Persevereren, volherden
Persisteren, aanhouden, by-blyven
Personagie, Rol-speelder, Kamer-speelder
Personeel, hooft voor hooft
Personele actie, opspraak-regt
Personen, Lieden, Luyden
Perspective, doorschouwing, doorsigtig
Perspicuitas, duydelijkheid
Perstringeren, bedwingen
Persuaderen, vroed-maken, aanraden, over-reden
Persuasie, vroed-making, aanrading, over-reding
Pertinent, behoorlijk, na den eis
Pertinentie, geschiktheid, beschikkelijkheid
Perturbatie, beroering, verstoring
Perturberen, beroeren, verstoren
Pervers, verkeert
Perverteren, verkeeren, omkeeren
Peter, Doop-heffer
Petit, klein
Petitie, begeerte, eis
Petitoir, saaks-eygen, vervolglijk
Petitoire actie, een saak die in den grond ende ten principalen vervolgt moet werden
Petulant, dartel, brood-dronken
Peupel, Volk, Gespuis, 't Graauw
PH
Phantasia, inbeelding
Phantasmata, voorbeeldsels, spoken
Philosooph, Wijs-gierig, Wijs-sugtig, Wijs-gier
Philosophie, Wijs-geerigheid, Wijsheid, Wijs-gierigheid, Wijs-wording, Wijsheid-sugt, Wijs-geerte
PI
Picant, steekelijk, scherp, spits, steekagtig, neetelig
Piqueren, steeken, yemand hatig zijn
Piraat, Zee-roover
PL
Placcaat, Plak-ceel, Plak-schrivt, Bevel
Placcaten, Bevelen
Plain, effen, gelijk
Plainte, klagte
Plaisant, lustig, vrolijk
Plaisier, lust, vrolijkheid, vreugt, vermaak
Planeet, Zweef-star, Dwaal-star
Planeren, schaven, effenen, slegten
Planum, plat
Plauderen, hand-klappen
Plebeus, Plebaan, een man van geringe soorte, een Platter
Plenipotentie, Volmagt
Plenipotentiaris, Volmagtig, Volmagtigde
Plenitude, volheid
Pleydoy, Geding, Ding-taal
Pluraliteit, meerderheid
PO
Pœna, straf, misdaad
Poinct, punt, stip, verhandel-stuk
Police van Assurantie, verseeker-briev
Politijcq, burgerlijk
Politie, Burgerschap, Burgerlijke Regeering, Burgerstant
Polijt, net, beschaaft, geslepen
Poligamie, Veel-wijfschap
Poliz, Verseeker-briev
Pollicitatie, belofte
Pompe, stacy, pragt
Pompeux, pragtig
Pondereren, overwegen
Pontificaal, Pauselijk, Priesterlijk
Populair, gemeensaam, slegtagtig, volkig
Populeus, volk-rijk
Portie, deel, gedeelte
Poseren, setten, stellen
Positie, stelling, stand
Positijf, gestelt, stellig, 'tgene men behoord te setten, ofte waardig gestelt te worden
Poßideren, besitten
Possesseur, Besitter
Possessoir, besittelijk, regt om te besitten
Posseßie, besit
Poßibel, mogelijk
Posteriteit, Nakomelingschap, Afkomste
Postuir, stal, gestalte
Postulata, begeerten, eissen, vereissingen
Postulatie, af-eissing, afvordring
Postuleren, af-eissen, eissen, afvordren
Posthumus, ofte Postmis, een Kind dat na de dood van sijn Vader geboren werd
Potent, magtig, vermogend
Potentaat, Geweld-heer
Potentie, vermogen, magt
Pousseren, aanstouwen, aandryven
PR
Practijk, bewerking, handel-greep, onderwind, handhaving
Practizijn, Bewerker, Uutwerker, Regts-oeffener
Premie, belooning, prysing
Preparatie, bereitsel, voorbereyding
Prepositie, voorsetsel
Præses, Præsident, Voorzitter, Hoofd
Praxis, daad, doening, oeffening
Prealable, voor-al, eerst
Prebende, prove, inkomste, priesterlijk inkomen
Precedent, voorgaande
Precederen, voorgaan
Precario, ter bede
Precelleren, te boven gaan, uut muyten, overtreffen
Precept, gebod
Preceptor, Meester
Preceptie, bevel, beveling
Precipitatie, overyling, verhaasting
Precipiteren, overylen, neerstorten, verhaasten
Precijs, juist, stip
Predecesseur, Voorganger, Voorzaat
Predestinatie, Voorschikking, Voorbestemming, Voorbeschikking
Predestineren, voorschikken
Predicant, Voor-Leeraar, Uutrouper, Preeker
Predicatie, Voor-leering, Leer-reden, Preeken, Verkondiging
Predictie, voorsegging
Preëminentie, uutsteekentheid, voortreffelijkheid, uutsteek
Presatie, Voor-reden
Preferentie, voor-deel, voor-deeling, voor-trekking
Prefereren, voor-deelen, voor-trekken, meer-agten, voor een ander gaan, de voor-keur geven
Prefigeren, voor-bestemmen
Prefixie, voor-bestemming
Pregnant, dringende
Prejuditie, nadeel, vervoordeeling, agterdeel, vooroordeel
Prejudiceren, beschadigen, vervoordeelen
Prelaat, Kerk-voogt
Prelature, Kerk-voogdy
Prelegateren, voor-uut-maken
Prælegatum, voor-uut-making
Prematuir, onrijp, ontydig
Premie, wedde, loon, prijs, vereering, verseekert geld
Premissen, voorsendingen, het gene voor henen gaat
Premitteren, voorsenden, voor heen senden, voor-af-senden
Preoccupatie, voorkoming, voor-opneming, voor-inneming
Preparatie, toebereyding, voorbereyding, gereetschap, bereidsel
Preparatoir, toebereydelijk, by voor-raad
Prepareren, toebereyden, voorbereyden
Prepostere, verkeert, het agterste voor
Preposteratie, verkeert-doening
Prerogatijf, voordeel, voor-regt
Presbyter, Ouderling, Priester
Prescientie, voorwetenschap, voorwetentheid
Prescriberen, voor-schryven, verjaren
Prescriptie, verjaring, bevel, voor-schryving
Present, tegenwoordig, een Geschenk
Presentatie, aanbieding, overboding
Presenteren, aanbieden, overbodig zijn
Presentie, tegenwoordigheid
Preservatie, behoeding, verhoeding, bewaring
Preservatijf, verhoedig, bewarend
Preserveren, behoeden, behouden, beschutten
Preses, Voorsitter, Opperste
President, Voorsitter, Raads-hooftman
Presidentie, voorsitting
Presideren, voorsitten
Prestantie, overtreffing
Presteren, betoonen, te weeg brengen, volvoeren, goed doen
Presumeren, vermoeden, wanen
Presumptie, vermoeden, waan, laatdunkentheid
Presumptueux, verwaand, vermetende, laatdunkend
Presupponeren, vast stellen, voor heen bedingen, voor-onder-stellen
Presuppositie, vast-stelling, voor-beding, voor-onder-stelling
Prætenderen, eissen, voorwenden, afvordren, regt-wanen
Pretentie, eis, afvordring, voorwending, regtswaan
Preteriëren, voor-by-gaan
Pretext, dexsel, voorwending tot een schijn, tot een dek-mantel
Pretieux, kostelijk, dierbaar
Prevaleren, overtreffen, te boven gaan
Prevaricatie, overtreding, te buytenganing, vergryping
Preveniëren, voorkomen
Preventie, voorkoming
Prevoost, Zede-straffer, Tugt-voogt, Tugt-meester, Drost, Geweldige
Preuve, prouve, bewijs. Item, geestelijk innekomen
Primaat, Opper-kerk-voogt, eerstheid
Primo, den eersten
Primogeniture, Eerstgeborenschap
Prins, Prince, Vorst, Voogt, Hog. Overheid
Principaal, voorneemste, voornaamste, saakwellig, self schuldig
Principie, beginsel
Prisatie, waardering
Priseren, waarderen, schatten
Privaat, afgesondert, bysonder
Privatie, ontneming, ontbeering, berooving
Prive, bysonder
Priveren, ontnemen, ontsetten, beroven
Privilegie, Voor-regt, Hand-vest
Pro contant, voor gereed geld
Pro Anno, voor een Jaar
Probabel, bewyselijk, waarschijnlijk
Probatie, beprouving, bewysing, prouf, prouving
Proberen, beprouven, bewysen, waar-maken
Probleme, Leer-beeld, Vraag-stuk, Werk-stuk, Vertoog, Voor-stel
Procederen, voortgaan, voortvaren, dingen, pleyten, bevordren
Procederende Personen, Ding-luyden
Procedure, voorgang, Dingtaal, Pleithandel, bepleyting
Proces, Geding
Proceßie, Ommegang
Proclamatie, uutroup
Proclameren, uutroupen
Procreatie, teeling, voorteeling
Procreëren, teelen, voort-teelen
Procuratie, voorsorg, Volmagt, Last
Procuratie ad lites, Volmagt om een Proces te vervolgen
Procuratie ad negotia, Volmagt om eenige saken te beschikken
Procurator, Gemagtigde
Procureren, versorgen, voor-sorgen
Procureur, Versorger, Pleit-besorger, Volmagt, Taalman, Gevolmagtigde, Voorsorger
Procureur Generaal, Algemeen Versorger, Gemeent-versorger
Prodige, deurbrenger, quistgoed
Prodigaliteit, quisting
Prodigeren, verquisten
Prodigeus, wanschapen, wonderbaarlijk
Productie, voortbrenging
Product, uutbreng, uutkomst, uutgebraakte
Profaan, onheylig, werelts, godloos, ongods-dienstig
Profaneren, ontheyligen, ontwijen
Profereren, uutspreken, uutten, voortbrengen
Profeßie, Belydenisse, voorgeving, Ampt, aangenomen Dienst
Professor, Hooft-Leeraar, Opper-Leeraar, Hooft-school-meester, Hooft-bevorderaar, Lands-Leeraar
Profiteren, vordren, winning doen, winnen
Profuge, toevlugt, voorvlugtig
Profusie, quisting, verplenging
Progenie, Geslagt, Afkomst
Prognosticatie, Voor-kenning, voorduyding
Prognostiqueren, voor-kennen, voor-duyden, voor-kundigen
Progreßie, voortgang
Prohiberen, verbieden
Prohibitie, verbod
Proye, buit, roof
Project, voorwerp, ontwerp
Projecteren, ofte Projiciëren, voorwerpen, ontwerpen
Prolatie, voortbrenging
Prolegomena, voor-redeningen
Prolix, wijtloopig, langsaam
Prologe, voor-reden
Prolongatie, verlenging
Prolongeren, verlengen
Promißio, belofte, toesegging
Promitteren, toeseggen
Promotie, bevordring, voorsetting
Promoveren, bevordren, voorsetten
Prompt, vaardig, geswind, sonder hakkelen
Promptitude, vaardigheid
Promulgatie, verkondiging
Promulgeren, verkondigen
Pronunciëren, uutspreken, vonnis geven, uutwysen
Pronunciatie, uutspraak, uutspreking
Pronunciata, tuygenissen
Propagatie, voortplanting, uutbreyding
Proper, klein, dun, net
Propheet, Gods-Tolk, Voorboo, Voorsegger
Propheteren, voor-seggen, waar-seggen, preeken, voor-boden
Prophetie, voorsegging, openbaring, voorboding
Propice, goetgunstig, toegedaan
Propinquitas, nabyheid, bloedverwantschap
Proportie, even-redentheid, gelijkmatigheid, voor-deeling, evenheid, even-bedeeling
Proportioneren, evenredigen
Propoost, voornemen, voorhebbing
Proposeren, Proponeren, voorstellen
Propositie, voorstel, voorstelling
Proprie, eygentlijk
Proprietaris, Eygenaar
Proprietas, eygenschap
Proprium, eygen, eygenschap
Prorogatie, uutstel, verlanging. Item, een voor-over-geven-versouk
Prorogatie van Jurisdictie, overgifte van Regts-dwang, daar by men in de Regts-dwang, van een hooger Regter bewilligt
Prorogeren, uutstellen, verlengen
Proscinderen, afsnyden
Proscriberen, verbannen, versenden
Proscriptie, ban, verbanning
Prose, rijmloos, onberijmt, onrijm
Prosecutie, afsnyding
Prospereren, welvaren, veroveren
Prosperiteit, voorspoet, welvaart, voorspoedigheid
Prosterneren, nederwerpen
Protectie, Protexie, schut, beschut, bescherming
Protecteur, Beschutter, Beschermer
Protegeren, beschermen, beschutten
Protest, voor-betuyging, weder-spraak, aantuyging, tegen-tuig, beklag
Protestatie, tegen-spraak, onschuld-tuyging, vry-betuyging, betuig-kennis
Protesteren, voor-tuygen, weder-spreken, verwerpen, sig selven ergens tegens beklagen
Prothocol, Schrijv-bouk, Klad-bouk, Schrijv-rol, Beworp-bouk
Prothocolleren, te bouk stellen
Provenue, inkomst
Proverbe, Spreek-woord, Spreek-wijs, Spreuk, By-spreuk, Wijs-saak
Proviant, voor-raad
Provident, voorsienig
Provideren, voorsien
Providentie, Voorsienigheid, Voorsiening
Provincia, Landschap, verheert Landschap
Provincialen-Raad, Landsatigen Raad, Landschaps Raad
Provisie, voorsiening, voor-raad, saakvoer-loon, voor-eerst
Provisioneel, by voor-raad, voor-eerst, tot opseggens toe
Provisoor, Opsiender
Provocatie, uutdaging, porring, beroup
Provoqueren, Provoceren, uutdagen, porren
Prudent, voorsigtig
Prudentia, Voorsigtigheid
Publicatie, Afkondiging
Publiceren, afkondigen, aflesen
Publijcq, openbaar, 't gemeen-eygen, gemeintelijk, werelt-kundig
Pudijk, schaamtelijk, schaamagtig, eerbaar
Puëril, kinderlijk
Punctueel, geschiktelijk, net op sijn stuk
Punctuëren, afteykenen, afstippen
Punctum, stip
Punitie, straf
Pupil, Wees
Pupillariteit, onmondigheid
Purificatie, reinmaking, vervulling
Purificeren, rein-maken, vervullen
Puriteit, suyverheid
Puritein, suyver, suyver-geest, Vry-geest
Purgatie, suyvering, lossing
Purgeren, suyveren, lossen, verschoonen
Purge, verschooning van nood-suim
Purificatie, reinmaking, suyvering
Putatijf, agtenderwijs, vermeintelijk
Puur, suyver, helder, onschuldig
QU
Quadreren, vougen, passen
Quadrans, vierkant, vierendeel
Quadruplijque, Antwoort op het derde inbrengen van den Aanklager
Qualificeren, hoedanig maken, Tijtel geven
Qualificatie, hoedanigmaking
Qualiteit, aansien, hoedanigheid, gedaante, staat, tytel, eygenschap
Quantiteit, grootheid, menigvuldigheid, menigte, hoog-grootheid, hoe vermogentheid, veelheid
Quanti minoris, is een Acte die ingebragt werd als yet te veel, of boven de waarde gekoft is, daar by men versoukt wederom te hebben penningen te veel gegeven
Quanti plurimi, als de verkofte saak meer waart is als deselve is verkoft, ende men versoukt soo veel meer als bevonden sal werden te behooren
Quartier, vierendeel, een Wijk, gewest, lijfs-gena
Quartier-meester, Wijk-meester
Quarta falcidia, is het Vierendeel van de geheele Erffenisse, het welk den ervgenaam, met al te veel makingen belast, voor hem vry mag behouden ende aftrekken, ende de reste aan de Making-beurders overgeven
Querel, krakeel, klagte
Querelleus, krakeelig, twistig
Quereleren, krakeelen, beklagen, klagen
Questie, Geschil, Vraag-stuk
Questioneren, ondervragen
Quid pro quod, het eene voor het ander
Quiesceren, berusten, rusten
Quiëtude, gerustheid
Quinquanelle, vijv jarig uutstel
Quytantie, Quyting, Quijt-briev, Quijtschelling
Quiteren, verlaten, ontslaan, te goede schelden
Quohier, een Reeken-bouk, een Register
Quote, aandeel, mate, deel, portie
Quoteren, aanteykenen, teykenen
Quotisatie, schatting, opteykening
Quotiseren, schatten
RA
Rabat, afkorting, afslag van de somme
Rabatteren, afkorten, afslaan
Radicaal, wortelijk, gewortelt, oorspronkelijk, met takken
Radiceren, wortelen
Raar, selden, yl, dun, aardig, seltsaam, ongemeen, bysonder
Raffineren, suyveren
Geraffineert, afgevaardigt
Raillerie, gekkerny, boert
Rantsoen, verlossing, versoening
Rantsoeneren, lossen
Rapiamus, mengel-moes
Rappel, her-roup
R'appelleren, weder-roupen, her-roupen
Raport, aanbrenging, overdragt, verslag
Raporteren, aanbrengen, overdragen, verslag doen
Rapporteur, overbrenger, overdrager
Rariteit, Seldsaamheid, een Ongemeene saak, yets bysonders
Raseren, vernielen
Rate, behoorte, portie
Ratificatie, bekragting
Ratificeren, bekragtigen
Ratiocinatie, redeneering
Rationaal, redelijk
Rauw actie, is als men van nieuws ende raulijks wat eist ende werd alsoo onderscheyden van Appel, of Reformatie
RE
Reauditie, wederhoring, herhoring, overhoring
Rebel, wederspannig, afvallig, hartnekkig
Rebellie, afvalligheid, wederspannigheid, muytery
Rebelleren, wederspannig zijn, tegen-spannen, muyten
Recapitulatie, hooft-deeling, wederhaling der hooftstukken
Recederen, aarzelen
Recepisse, Ontfang, Ontfang-çeel, Quijt-briev
Receptie, ontfanging, aanneming
Recept, ontfanging, inneemsel
Reces, uutstel, afscheid
Recipiëren, ontfangen
Reciprocatie, weerkeering
Reciproque, wederzijds, onderling weerkeering, heen en weer, over en weer
Reciteren, weerhalen, oplesen, opseggen
Reclamatie, tegen-roup, weder-spraak
Reclameren, tegen-roupen, weder-spreken
Recognosceren, erkennen
Recognitie, erkentenis
Recolement, overhoring
Recolement van Reekening, herreekening
Recolement van Getuygen, als de Getuygen nader ondervraagt ende be-eedigt werden
Recoleren, overhooren
Recommandabel, pryselijk, aanpryselijk
Recommandatie, aanbeveling, aanprysing, voorschryving, gebiedenis
Recommanderen, aanbevelen, aanprysen
Recompenseren, vergelden
Reconciliatie, versoening
Reconciliëren, versoenen
Reconveniëren, wederom eissen, weder aanspreken
Reconventie, weder-eissing, weder-aanspraak
Recordatie, herdenking
Recorderen, herdenken, geheugen, erinneren
Recouvreren, veroveren, weder-krygen
Recreatie, vermaak
Recredentie, toevertrouwing, vertrouwing, vooroordeel, voor afgewesen besit
Rector, School-voogt, Bestierder
Rector Magnificus, Lands-school-voogt, Hoog-school-voogt
Recueil, versaam, kort verhaal, versamening
Recuperatie, verovering, wederkryging
Recupereren, veroveren, weder-krygen
Recusant, onwillig, weygrende
Recusatie, weygring
Recuseren, weygren
Redemptie, verlossing, vry-koop
Redhibitie, weder-geving
Redigeren, maken, stellen, schikken, daar toe brengen
Redijt, hersegging, wedersegging
Redimeren, verlossen, vry-koopen
Reditus, wederkomst
Redonderen, overvloeyen, hervloeyen, te ruggevloeyen
Redoubleren, verdubblen
Redres, herstelling
Redresseren, herstellen, herschikken
Reduceren, wederleyden, te regt brengen, herbrengen. Item, van een meerder op een minder getal brengen
Reductie, herbrenging, herleyding, herstelling van een meerder tot een minder getal. Item, beroup van een uutspraak van goede Mannen
Reël, dadelijk, werkelijk, waarlijk
Referendarien, overbrengers, verhalers
Refereren, verhalen, bybrengen
Reficiëren, hermaken, vermaken
Reflecteren, verbuygen, ombuygen, ergens na toe buygen
Reflectie, verbuyging, weerslag, weerbuyging, ofkeering, toeneyging
Reformateur, Hervormer
Reformatie, hervorming, suyvering, klaring
Reformeren, hervormen, suyveren, Item, versouken van een hooger Regter hersteld te werden, ende verbetert te hebben een Vonnis, dat van een lager Regter tot nadeel gewesen is, dat men verklaring nomt
Refractie, wanschaauwing, verbreking
Refrenatie, betooming
Refrescheren, vervarssen
Refuge, toevlugt
Refunderen, vergelden, opbrengen
Refuteren, weygren, afstaan, van de hand wysen
Refutatie, wederleg, wederlegging
Refugeren, wederleggen
Regard, opsigt, aansien, aanschouw
Regaal, Koninklijk
Regeneratie, wederbaring
Regent, Bestierder, Voogt
Regiment, beheersing, bestier. Item, een hoop Krijgs-volk
Register, Tafel, Rol, Bladwyser, Blaffert, Schrivt-warande
Registreren, opschryven
Reglement, schikking, ordre
Regneren, heersen, bestieren
Regres, verhaal
Regulier, geregeld, geschikt, regt-uut
Reguleren, schikken, regelen, stieren
Rejecteren, verwerpen
Rejectie, verwerping
Retireren, herhalen, hervatten
Rei Vindicatie, Regts-uutvoering, uutwinning, Saaks-eygen aantaal
Relaas, verhaal, vertelling
Relata, opsigtelijk
Relateren, vertellen, verhalen
Relaxatie, lossing, ontslaging, ontlossing, verbreyding
Relaxeren, lossen, ontslaan
Releveren, opheffen, opbeuren, verheffen, ontheffen, herstellen
Relief, opheve, opheffing, verligting, herstelling, herstel-briev
Relievement, ontheffing, verheffing
Religie, Gods-dienst
Religieus, Godsdienstig, Godtpligtig
Reliqua, overblijfsel, overschot
Reliquien, overblijfselen
Remarqueren, aanmerken
Rembourseren, weer-uutgeven, weer-betalen, verschieten
Remedie, Hulp-middel, Heel-middel, Tegen-middel
Remediëren, heelen, genesen, weder te regt brengen
Rememoriëren, herdenken, weder-verhalen, erinneren
Reminiscentie, herdenking
Remißie, oversetting, oversending, overmaking
Remißie, Vergiffenis, Vergeving
Remitteren, oversetten, overmaken, quijt-schelden
Remonstrantie, Vertoog
Remonstreren, vertoonen
Removeren, weeren, afwenden
Recontreren, ontmoeten, bejegenen
Renommeren, vermaart maken, vermaren
Renonciatie, ontsegging, opsegging
Renonciëren, ontseggen, opseggen
Renoveren, vernieuwen
Renverseren, verkeeren
Renversaal-brieven, Weder-brieven, Ontkragting-brieven, Tegen-brieven
Renvoy, versending, wedersending
Renvoyeren, versenden, weder-senden
Reparatie, vermaking, vergoeding, hermaking
Repareren, vermaken, vergoeden
Repartiëren, verdeelen
Repartitie, bedeeling, aandeel, verdeeling
Repelleren, verdryven, te rugge dryven
Repeteren, herhalen
Repetitie, herhaling, verhaling
Replicate, antwoordelijk, weervouwiglijk
Replicatie, ontvouwing, hervouwing, herhaling
Repliceren, weder-seggen, weder-antwoorden
Replijcq, weder-segging, weder-antwoord, verantwoording
Reprehenderen, berispen
Reprehensibel, berispelijk
Reprehentie, berisping, bestraffing
Represatie, weder-neming, weder-eissing met geweld, bekommering ende besetting om de gemeene saak
Representatie, vertooning, plaats-vulling
Representeren, vertoonen, plaats-vullen, verbeelden
Reprimende, bedwang, bestraffing
Reprimeren, verdrukken, bedwingen
Reprinse, hervatting
Reprobatie, verwerping, wraking, verwyting
Reproberen, wraken, verwerpen
Reprocheren, verwerpen, wraken, berispen, wederleggen
Reproche, berisping, wraking, verwerping
Repromißie, weder-belofte
Repromitteren, weder-looven
Republijcque, Gemeen-best, Gemeinten-staat
Repudiatie, verlating
Repudiëren, verstooten, verlaten
Repugnantie, tegenheid, tegen-of weerstrevigheid
Repugneren, bevegten, tegenstryden
Repulsie, verdryving, afweering
Repuls, afslag, weygring
Reputabel, agtbaar
Reputatie, agting, agtbaarheid
Reputeren, agten, weder op denken
Request, versouk, versouk-schrivt
Request civijl, heus versouk
Requirant, Eisser, Aanlegger, Versouker
Requireren, versouken, eissen
Requisitie, versouk
Requisitorien, versouk-brieven, versoukingen
Rescriberen, antwoorden, weder-schryven
Rescinderen, breken, te niet doen
Rescriptie, schrivt, weer-schrivt
Reservatie, voor-behouding
Reserveren, behouden, voorhouden
Resico, gevaar
Resident, Verblyver, Plaats-houder
Residentie, verblijv, verhouding, sitting
Resideren, verblyven, verhouden, sitten
Residuum, overschot
Resignatie, overwysing, vertigting
Resigneren, overwysen, vertigten
Resilieren, te rug springen, uutscheyden
Resistentie, wederstant, tegenstant
Resisteren, wederstaan, tegenstaan
Resolveren, voornemen, besluyten
Resolut, onbeteutert, rustig
Resolutie, voorneming, opset, besluit, ontlossing, ontbinding, ontknooping, vervlieting, versmelting
Resolutien, besluyten
Resonnantie, weer-klank
Resort, bestek, kaveling, strekking, onderhooring
Resorteren, gehooren, onderhooren
Respect, ontsag, gesag, aansien, opsigt, waardigheid
Respecteren, eerbieden, ontsien
Respectijf, onderling, soo in 't een als in 't ander
Respijt, uutstel
Respireren, aassem-halen
Respiratie, aassemhaling
Responderen, antwoorden, verantwoorden, aanpassen
Responsabel, verantwoordelijk
Response, antwoord
Restabiliëren, weder-regten, wederom in state stellen
Restablissement, weder-opregting, herstelling
Restauratie, opregting, weder-opregting, vernieuwing
Restaureren, opregten, weder-opregten
Reste, overblijfsel, overschot
Resteren, overblyven, overschieten
Restituëren, herstellen, wedergeven
Restitutie, herstelling, wedergeving
Restoir, overschot, overblijfsel, vergoeding
Restrict, verknogt
Restrictie, vervang, inbinding eng ende op 't nauwste genomen
Restrictien, inbanden
Resultatie, weerspringing, opsprong, opstand
Resulteren, weerspringen, opspringen, ontstaan, ontspringen
Resumeren, herhalen, hervatten
Resumptie, herhaling, hervatting
Resurrectie, verrysenis, weder-opstanding
Resusciteren, verwekken
Retarderen, vertouven, ophouden, veragteren
Retardement, vertouving, ophouding
Retentie, onthouding
Reticentie, verswyging
Retineren, onthouden, behouden
Retireren, aarselen, vertrekken
Rhetorijcque, de kunst om çierlijk te spreken
Rhetorizijn, Rymer, Digter
Retorqueren, verdraayen, verkeeren, te rugge dryven
Retorsie, omdraaying, omwending, te-rug-dryving
Retour, weer-keer, keer
Retourneren, weer-keeren, keeren
Retraict, vertrek, wijk
Retracteren, herroupen, herdoen
Retrencheren, afsnyden, besnoeyen
Retroacten, de eerste Acten
Reumatijcq, koud, vogtig, nat
Revelatie, openbaring
Reveleren, openbaren
Revenge, wraake
Revengeren, wreeken
Revenuen, inkomsten
Reverentie, eerbieding
Reviseren, oversien, hersien
Revisie, hersiening, hersinning
Revisor, Oversiender
Revocatie, herrouping
Revoceren, weder-roupen, herroupen
Revolveren, ontwinden, omwenden, omloopen
Revolteren, afvallen, omwenden, omkeeren
Revolte, oploop, afval
Revolutie, ontwinding, omwenteling, omloop, omrolling, omdraeying
RI
Ridicule, Ridiculeus, belachelijk
Rigeur, strafheid, strengheid
Rigoreux, streng
Riole, goot, verlaat
Risique, Risico, gevaar
RO
Roboratie, sterking
Roboreren, sterken
Robust, sterk
Roïeren, uutdoen, uutschrabben
Route, verstroying
RU
Rubrijk, afteykening
Rude, hart, rouw
Ruine, vernieling, nederstorting
Ruineren, vernielen, neder-staan, te gronde werpen
Ruineus, bouwvallig
Ruminatie, herkauwing, herhaling
Rumoer, gerugt
Rupture, breuk
Rustijk, boers
SA
Sacrament, Heil-teyken, Eedbond
Sacreren, heyligen, wijen
Sacrificie, Toeheyliging, Heyliging, Offerande
Sacrilegie, Kerk-roof
Sacristie, Heyligdom
Saysoen, Gety, Jaar-gety
Saiseren, vatten, vast houden
Saisie, genieting, besit
Salariëren, besoldigen, loonen
Salaris, wedde, loon, besolding
Salvatie, bewaring, beschut
Salveconduit, Vry-geley-çeel
Salveren, bergen, in veyligheid brengen, behouden
In salvo, in behouden haven
Saluëren, begroeten
Salut, Heil, Saligheid, Groetenis
Saluteren, groeten
Salutair, heilsaam
Salutatie, begroeting, heilwensing
Samblant, oogenschijn
Sanctimonia, Sanctitas, heyligheid
Sanctificatie, Heyligmaking
Sanctificator, Heyligmaker
Sapientie, Wijsheid
Satisfactie, voldoening, leesting, gemoede-hebbing
Saufconduit, vry-geley
Sauvegarde, bescherming, beschutting, vryewaarnis, vry-geley
SC
Scabel, bank
Scabreus, rouw, ruyg, schrabbig, schurft
Scandaal, aanstoot, ergernis
Scandaleus, ergerlijk, aanstootelijk
Scandeliseren, ergeren, aanstoot geven
Scapperen, ontkomen
Scarificatie, scherving
Scedule, handscrivt, çeel
Scelereus, schelmagtig
Scema, gestalte, voor-stel
Scene, Toonneel
Scepter, Koninks-staf, Rijk-staf
Scientia, wetenschap
Scisma, twee-spalt, scheuring
Scismatijcq, Scheurmaker, scheursugtig
Scholastijcq, schools
Schole, Leer-plaats
Scintillatio, glinstring, tinteling, vonking
Scopus, wit, doel, oogmerk
Scortatie, hoerering
Scorteren, hoereren
Schriftuyre, Regt-stuk, Pleit-stuk
Scriptura, Schrivt
Scrupule, angst, bekommering, gewigt van twintig greynen
Scrupuleus, angstig, agterkousig
Scruptatie, nasouking, doorgronding
Scruteren, doorsnuffelen, nasouken, doorgronden
Scurre, Rabauw, Guyt, Fielt
Scurriliteit, Fieltery
SE
Secluderen, afsluyten, uutsluyten
Seclusie, afsluyting, uutsluyting
Seconde, tweede
Seconderen, bystaan, ondervangen
Secours, bystand, hulp
Secreet, geheim
Secretelijk, heymelijk
Secretaris, Raad-schryver, Geheim-schryver, Schrivt-heer, Geregt-schryver, Stad-schryver
Secte, aanhang, gedeeltheid
Sectaris, Aanhanger
Seculier, wereltlijk
Seculum, Hondertjarige Eeuw
Secundum quid, na yet
Securiteit, veyligheid, onbekommertheid, onbeschroomtheid, gerustheid
Seditie, oproer
Sediteus, oproerig
Seigneur, Heere
Seigneurie, Heerschappije, Heerlijkheid
Sejunctie, onderscheyding, afscheyding
Semblant, schijn
Seminarium, Plant-hof, Queekerije, Sny-hof
Semiplene probatie, halve prouve, bewijs ten halven
Senateur, Raad-heer
Senatus-consulta, Raads-besluyten
Senior, Ouderling
Sensibel, gevoelig
Sententie, Vonnis, Oordeel, 'tGewijsde, Sin-spreuk, Spreuk, Sin-uutting
Sententie-diffinitijf, Eind-oordeel
Sententiëren, vonnissen, oordeel vellen
Sententieus, sin-rijk
Sentiment, gevoeligheid, gevoelen, oordeel
Separatie, scheyding
Separatie bonorum, Boedel-scheyding
Separabil, onderscheydelijk
Separeren, scheyden
Sepiment, Thuyn, tuyning
Seponeren, weg leggen, ter zyden leggen
Sepulchre, graf
Sepulture, Begraaffenis, Graf
Sequele, gevolg
Sequestratie, bylegging, overgift, inbewaarstelling
Sequester, Scheids-man, Segs-man, Maakelaar, in wiens handen een twistige sake te bewaren, ende als in verseekringe gestelt werd
Sequestreren, overgeven, in bewaring stellen
Sereniteit, helderheid
Sergeant, Bedienaar, Regts-bode
Serieus, ernstig
Sermoen, Vertoog, Predicatie, Leer-reden
Serpent, Slang
Servateur, Behoeder, Behouder
Serviteur, Dienaar
Servituyt, dienstbaarheid
Servitus prædiorum Urbanorum, Huis-dienstbaarheden
Servitus prædiorum Rusticorum, Velt-dienstbaarheden
Seßio, sitting, vergadring, by-een-komst
Serviteit, hardigheid, strengheid
Seurete des Corps, Vry-geley, Vry-briev
Sexe, Soorte, Geslagte, Kunne, hy, of sy
SI
Sicaneren, moorden
Sicanerie, baatsoukigheid, hoetelagtigheid, moorderije
Sicaneur, hoetelaar, baatsoukig, moordenaar
Signaal, teyken
Signature, teykening
Signet, Merk-ring, Zegel-ring
Significant, duydelijk
Signifiëren, beteykenen
Signum, Teeken
Silentie, stilswyging
Similis, gelijk
Similiter, gelijkelijk
Simpel, enkkel, eenvoudig, slecht
Simpliciteit, eenvoudigheid, slegtigheid, eenvuldigheid
Simulatie, veinsing, bewimpeling
Simuleren, veinsen, bewimpelen
Sinceer, opregt, eenvoudig
Sinceriteit, opregtigheid
Singulariteit, bysonderheid
Singulier, bysonder, sonderling
Sinister, slinx, vals
Sisteren, in regt stellen, yemand vertoonen, ofte doen komen
Situs, Situatie, stand, gelegentheid, eygenschap eender plaatse
Situëren, stellen, nederstellen, gelegen zijn
SO
Sober, nugtren, suynig, spaarsaam, schaars
Sobriëteit, nugterheid, spaarsaamheid
Societeit, geselschap, maatschap, gemeinschap
Solaas, troost
Solageren, vertroosten
Solemneel, Feestelijk, plegtelijk, opentlijk, na behooren
Solemniseren, vieren, Feest-vieren, Hoog-tijd houden, plegtigen
Solemniteit, Hoogtijd-viering, Feest, plegting
Sollicitatie, beneerstiging, versouk
Solliciteren, beneerstigen, versouken
Solide, louter, hegt, hard, vast, lichamelijk
Soliditeit, louterheid, digtigheid, vastigheid, lichamelijkheid
Solitair, eensaam
Solstitie, Sonne-stand
Solvent, betaalbaar
Solveren, oplossen, lossen, betalen
Solutie, oplossing, lossing, betaling
Sombre, beschaduwt, bedekt, treuragtig, akelig, drouvig
Sommarie, inhoud, kort-begrijp
Sommatie, opeissing, optelling
Sommeren, af-eissen, af-vordren, uut-eissen, op-eissen, optellen
Somtues, siet Sumptueus
Sonderen, gronderen, peylen
Sophist, mugge-sifter, neus-wijs, bet-wetert, hair-kloover, woord-vitter
Sophistiseren, mugge-siften, bet-weten
Sorteren, uutsondren
Effect sorteren, stand grypen
Soulagement, troost
Soulageren, vertroosten
Souverain, Opper-hooft, Opperste, Oppermagtig
Souverainiteit, Oppermagt, Opperhoofdigheid
SP
Spargeren, verspreyden
Spatie, wijtte, ruimte, lege plaats
Spatieus, ruim, wijt
Speciaal, sonderling, bysonder
Speciale Procuratie, sonderlinge last
Specialijk, insonderheid, bysonderlijk
Specialiteit, bysonderheid
Specie, gedaante, soorte, bysonder
Species, gedaante, soorte, gemeen gedaante
Specieus, sonderlijk, sonderling
Specificatie, sondering, benoeming, uutdrukking, gedaant-geving, Reeken-çeel
Specifiëren, Specificeren, sonderen, uutsonderen
Spectakel, Schouw-spel, Beschouw-spel
Spectateur, Aanschouwer
Specteren, aenschouwen
Spectatie, opmerking, bespeuring, bespieding, beschouwing, sinlijkheid
Speculeren, besinnen, bespeuren, bespieden, bezeffen, beschouwen
Speculatijf, opmerkend
Spelonk, Aard-kuil, Grotte
Spenderen, bekostigen, verspillen, aan te kost hangen
Spirituel, geestelijk
Splenderen, glinstren
Splendeur, klaarheid, glans
Spoliatie, berooving, plondring
Spolie, stooring, roof
Spoliëren, berooven, plonderen, stooringe doen
ST
Stateren, laten staan, in state stellen
Status, Staat, Hoofd-saak
In State, opgehouden, uutgesteld
Statue, Beeld, Stok-beeld
Statuëren, instellen, vast setten
Statuyten, Instellingen, Land-regten, Stads-wetten, Keuren
Stature, lijfs-groot, lijf-stal
Steriliteit, onvrugtbaarheid
Stimulatie, aanporring
Stipulatie, toesegging
Stimuleren, voort-dryven, aanporren
Stipuleren, toeseggen, bedingen
Stratagema, arglistigheid, loose trek, loosheid
Structure, timmering, gebouw
Student, Leerling, Bouk-oeffenaar, School-gast
Studie, leer-oeffening, vlijt
Studeren, vlyten, oeffenen, benaarstigen
Studieus, naarstig, vlytig, leersugtig
Studoor, Oeffen-kamer
Stupiditeit, plompigheid
Stylo novo, na nieuwe Stijl
Stylo veteri, na oude Stijl
SU
Suasie, aanrading, overreding
Suasor, Overreder
Subalternatie, onderbeurtigheid
Subalterne, onderhorig
Subalterne Regters, die onder een andren hooger Regter staan
Subdiveren, onderscheyden
Subject, onderwerp, onderworpen, grontsaak, gront
Subjectie, onderwerping
Subjiciëren, onderwerpen
Subijt, snel, terstond, geswind
Subjungeren, onderwerpen, ondervougen
Submißie, onderstelling, verblijf
Submitteren, onderstellen, verblyven
Suborneren, heymelijk besteeken, uutmaken
Subrept, steels-wijs, ter sluyp
Subreptie, heymelijke ontrekking
Subreptijf, onderkropen
Subrideren, mees-muylen, koker-muylen
Subrogeren, in de plaats van een ander stellen, plaats vullen
Subsidie, onderstand
Subsisteren, bystaan, onderstand doen, helpen
Subsistentie, onderstandigheid, bestaanlijkheid
Subsigneren, onderteykenen
Substantie, wesentlijkheid, selfstandigheid
Substantieus, bondig, selfstandig, eygen-kragtig
Substractie, aftrekking
Substraheren, aftrekken
Substituëren, in de plaats stellen, onderstellen, ervstellen
Substituyt, in de plaats gesteld, ondergesteld
Substitutie, in de plaats-stelling, onderstelling, erv-making
Subtijl, spitsvinding, scharpsinnig, fijn, snedig
Subtiliseren, hairklooven
Subtiliteit, spitsvindigheid, scherpsinnigheid
Subveniëren, voorkomen, te hulp komen, onderstand doen
Subventie, onderstand
Subversie, omkeering
Subvirguleren, onderstrepen
Succederen, involgen, navolgen, gelukken
Succeßie, versterffenis, navolging, involging
Successeur, Ervgenaam, Nakomeling
Succincte, beknopt
Succours, hulp
Succumberen, onderliggen
Suffisant, genougsaam
Suite, Stoet
Sumptueus, kostelijk
Superabondant, overvloedig
Superabondantie, overvloed
Superbe, hoogmoedig, trots, hoovaardig
Superbiteit, hoogmoedigheid, trotsheid
Superficie, oppervlak, vlak, vlakte
Superflu, overvloedig, overtollig
Superintendent, Opper-voogt
Superioriteit, Overheid
Superscriptie, opschrivt
Supersederen, aflaten, nalaten
Superstitie, overtolligheid, by-geloov, af-geloov, wan-geloov, waan-gelooving
Superstitieus, overstallig, by-geloovig
Suppediteren, toereyken
Suppleren, vullen, vervullen
Supplement, Suppletie, vulling
Supplianten, Smeekelingen, Versoukers
Supplicatie, smeeking, smeek-schrivt, ootmoedig versouk
Supplicie, straffe, lijf-straffe
Suppliceren, smeeken, te voet vallen
Support, steunsel, stut
Supporteren, verdragen, onderstutten, onderschragen
Supposeren, ondersteeken, onderstellen, uutmaken, toestellen, verçieren
Suppoost, ondergestelde, onderhorig
Suppositie, uutmaking, toestelling, onderstelling
Suppreßie, verdrukking, onderdrukking
Supprimeren, verdrukken, onderdrukken, onderhouden, dempen
Surcheren, schorten, opschorten
Surplus, overschot
Surreptie, aftrooning, ontfutseling
Surrogatie, in de plaats stelling
Surrogeren, in de plaats stellen
Surceance, schorssing, opschorting
Survivantie, overleving, toesegging om naar yemands dood in sijn Ampt, ofte Officie te komen, of te blyven
Susciteren, opwekken
Suspect, verdagt
Suspect de fuga, van voorvlugte verdagt
Suspecteren, verdenken, nadenken, agterdenken
Suspenderen, opschorten, afstellen
Suspensie, opschorting, schorsing, twijffel, onseekerheid
Suspicie, agterdogt, argwaan, nadenken, agterdenken, vermoeden, afterkousigheid
Sustentatie, onderhoud
Sustineren, staande-houden, dryven
Sustinue, staandehouding, dryving, gevoelen
SY
Synagoge, school, Vergaar-plaatse
Synode, Kerken-Land-raad, Kerkelijke Vergadring
TA
Tabellioen, Bondschryver
Tabernakel, een Tente, een Hutte
Tacite, stilswygende, bedektelijk
Tapijt, Pel, behangsel
Tarra, onrein, onsuyver
Tarderen, vertouven, benyden, ophouden
Taverne, Herberg, Kroeg
Tavernier, Waard
Tautologia, hatering, dubbel-spreuk
Taxatie, schatting, waardering
Taxeren, schatten, waarderen
TE
Temerair, roukeloos, stout, vermeten, ligtvaardig, onbedagtelijk
Temperantie, matigheid
Tempel, Kerk
Tempeest, onweer, storm
Temporeel, tijdelijk
Tenderen, strekken
Temptatie, quelling
Tempteren, quellen
Teneur, inhoud
Tentatie, beprouving, versouking, bekoring
Tenteren, beprouven, versouk, bekoren
Tergiversatie, uutstel, tegenstribbeling
Tergiverseren, tegen-stribbelen, uutstel souken
Termijn, bepaling, paal-teeken, meerk-teeken, tal-wortel, paal
Termen, bepaalde en gepaste woorden
In Terminis, ter saake dienende
Terminatie, einde, uut-einde, bepaling
Termineren, eindigen, bepalen, uutten, vellen
Territoria, Land-palen
Testament, Uutterste-wille, Verbond
Testamenteur, Erv-uutter, die gestelt is tot de uutvoeringe van yemands Uutterste-wille, anders Executeur
Testateur, Uutterste-wil-maker, Willer
Testatrice, uutterste wil-maakster
Testeren, erv-maken, betuygen
Testificatie, betuyging
Testimonium, getuygenis
TH
Theatre, Schouburg, toonneel, Schouwspel-plaats
Thema, gestel, voorstel
Theologie, God-geleertheid, Godsdienst-kunde
Theologus, of Theologant, Gods-geleerde, Schrivt-geleerde
Thesis, stelling, los-geschil
Thresoor, Schat
Thresorier, Ontfanger, Schat-meester, Pennig-meester
TI
Timiditeit, blooheid, vrees
Tincture, verwing, indooping
Tiran, Dwingeland, Geweldenaar
Tirannie, dwinglandije, geweld, wreedheid
Titule, Opschrivt, By-naam, Van Benaming, Eer-naam
Tituleren, by-noemen, opschryven
TO
Tolerantie, verdraagsaamheid
Tolereren, verdragen
Tombe, graf
Tome, Bouk-deel
Torment, pijn
Tormenteren, pyningen
Torqueren, wenden, draeyen, keeren, wringen
Torture, pyning
Tortureren, pynigen
Totaal, geheel, al
TR
Tractaat, handeling
Tractaat van Trevis, Bestand-handeling
Tractabel, handelbaar, rekkelijk, wel onthalende
Tracteren, handelen, onthalen, te goed doen
Traditie, overlevering, levering, opdragt
Traduceren, oversetten, overhalen, bekladden, doorstrijken
Trafijcq, Koophandel
Trafijcqueren, Koophandel dryven
Tragœdie, Treur-spel
Traineren, slepen
Traiter, Verrader
Tranquilliteyt, stilligheid, gerustheid
Transactie, overgeving, afhandeling, dading, overkomst, verdrag
Transformatie, gedaant-verandring, vervorming
Transformeren, gedaant-verandren, vervormen
Transgreßie, overtreding
Transiëren, overgaan, voorby passeren
Transitie, overtred, aftred
Transigere, overkomen, oversetten, verdragen
Translateren, oversetten, overdragen
Translatie, oversetten, overdrag
Transmitteren, versenden
Transmutatio, verwisseling
Transmuteren, verwisselen
Transport, Overdragt, Overgift, Opdragt
Transporteren, overdragen, overleveren
Transubstantiatie, Over-selfstandigheid
Travalie, arbeid
Travaliëren, arbeyden, quellen, moeyten aandoen
Travers, dwars, kruys-weegs
Traverseren, kruyssen, dwerssen, dryven
Trenchee, Loop-grave, Voor-schans
Trepidatie, schudding, waggeling, beeving
Trevis, Bestand, Stilstand van Wapenen
Triangel, drie-houk
Tribulatie, verdriet, gequel, weder-waardigheid
Tribuyt, Tol, Schatting, Oplage
Trinitas, Drie-eenigheid, Drievuldigheid, Drieheid
Triste, treurig, droevig
Triumphe, Zeege-praal, Intrede
Triumpheren, zeege-prale
Tropheen, zege-teykenen, zeege-stigter
Trotteren, draven
Troubleren, beroeren
Troup, kudde, hoop
TU
Tumult, oproer
Tumultueus, oproerig
Turbatie, beroering
Turbe, Bende, Menigte, Schare
Turberen, beroeren
Turbulent, ontstuymig
Turpe, leelijk, oneerlijk
Tutele, Voogdy, Momberschap
Tuteur, Voogd, Momber
TY
Tyrannus, Dwingland, Geweldenaar
Tyrannije, Dwinglandy
Tyranniseren, gewelt bedryven, overlast doen
VA
Vacant, ledig
Vacantie, ledigheid, Vier-tijd
Vacatie, besigheid, ontlediging, ontledigheid
Vaceren, beledigen, verledigen, ontledigen
Vacillatie, waggling, wispelturigheid
Vacilleren, wagglen
Vagebond, Land-looper
Vagus, swervend, onbepaald
Vaillant, klouk
Valeur, waardy, prijs
Valideren, gelden
Valuatie, waardering
Valvaseur, die naast een Baron, of Vry-heer is
Vaniteit, ydelheid
Vanteren, beroemen
Variabel, veranderlijk, wisselbaar
Variatie, verandring
Variëren, verandren
Varieteit, verandring
Vassal, Leen-man, Smal-heer
Vaticineren, waarseggen
UB
Ubi, waar
Ubiquiteit, over-alheid
VE
Vehement, hevig, heftig
Vehementie, hevigheid
Velociteit, rasheid, snelheid
Venaal, veil
Vendiceren, toe-eygenen
Venditie, verkooping
Vendue, verkooping in 't openbaar
Venerabel, eerwaardig
Veneratie, eering, eerbieding, eerbiedigheid
Ventileren, wannen, reden-siften, windelen
Verbaal, vertelling, verhaal
Verbaliseren, sijn sake met de mond verdedigen
Verificatie, waarmaking
Verismile, waarschijnlijk, de waarheid gelijk, geloofwaardig
Verifiëren, Verificeren, waar-maaken, waar-tuygen
Versseren, verkeeren, oeffenen, ommegaan
Versie, Oversetting, omsetting, draaying, wending
Vestige, spoor, voet-stap
Vexatie, quelling, moeyte
Vexeren, quellen, plagen
VI
Vicarie, Stadhouderschap, Prove, Geestelijk inkomen
Vicarius, Plaats-houder, Stad-houder
Vice, mangel-beurt. Item, gebrek, ondeugt
Vicieus, ondeugende, gebrekkig
Viciniteit, gebuurschap
Victorie, Overhand, Overwinning, Zege
Victorieus, zege-rijk, overwinning
Victualie, Voedsel, Leeftogt
Victualiëren, voeden, spysen
Vigeren, groeyen, leven, sterk ende kragtig wesen
Vigeur, sterkte, kragt
Vigilant, wakker
Vigilantie, wakkerheid
Vigoreus, sterk, kragtig, fris
Vijl, slegt, gering, onagtbaar, onwaard
Vilain, guytagtig, schandig, afgunstig
Vilainie, guyterije, afgunstigheid
Vilipendie, veragting, kleinagting
Vilipenderen, veragten, versmaden
Vindemie, Wijn-tijd, Wijn-oegst
Vindiceren, vrymaken, verlossen, bevryen, eygenen, wreeken
Vindicatie, toe-eygening
Violatie, schoffering, schending
Violent, geweldig
Violeren, schofferen, verkragten, schenden
Violentie, gewelt, schoffering
Visie, siening, schouwing
Visier, doorsigt
Visioen, Gesigt, Geschigt-spook, Toon-gesigt, Verschyning
Visitatie, besouk
Visiteren, besouken, besigtigen
Vitie, ondeugt, mangel
Vitieus, vol fauten, ondeugend, gebrekkig
Vituperabilis, versmadelijk
Vituperatie, versmading
Vitupereren, lastren, veragten, versmaden
Vivaciteit, levendigheid, langleventheid
UL
Ultimo, den laatsten
UN
Unanimiteit, eenmoedigheid
Unie, eenigheid, Vereeniging
Uniëren, vereenigen
Uniform, eenvormig
Universalitas, Algemeenheid
Universeel, algemeen
Universiteit, Land-school, Hooge-school, Gemeen-school, algemeenheid
VO
Vocabulaar, Vertaal-bouk, Woord-bouk
Vocatie, beroup
Voceren, roupen, beroupen
Vocifereren, luyde roupen, krijssen, morren
Volumen, Bouk-deel, Rol, Bouk, Boouk-band
Voluntaris, Vrywillige, gewillig, willig
Voluptas, wellust
Voluptueus, wellustig, dartel
Vonnis, Gewijsde-saak, wijsdom
Voraciteit, gulsigheid
Voreren, opslokken, verslinden
Voyage, Reyse
Vouëeren, verlooven, toewensen
UR
Urbaan, deftig, burgeragtig, beleevt
Urbaniteit, deftigheid, burgerlijkheid
Urgeren, dringen, dwingen, voorwenden, aandringen, op-aanstaan
US
Usantie, Usagie, gebruik
Usufruct, Lijftogt, Vrugt-gebruik, Besit-neming, inneming
Usurpatie, gebruik, inneming, besit-neming tegens regt
Usurperen, besit-nemen, gebruyken, innemen
Usus, bruik
Utijl, profijtelijk
Utiliteit, profijt, nut
VU
Vulgair, gemeen, slegt
WA
Waarderen, schatten
WI
Willige Condemnatie, een Vonnisse op de overgifte van Partijen, ten weder-zyden onwederroupelijk gedaan
Wispeltuir, ongestadig
Wispeltuyrigheid, ongestadigheid
EYNDE