WOORDENBOUK,

waar inne

Allerhande Konst- ende Bastaartwoorden, tot de Practijcque des Notarisschaps, ende andre Regts-oeffeninge behoorende, uut Hugo de Groot, Hooft, Huygens, Vondel, ende andre, soo oude als nieuwe Taalschriften, op't nauwkeurigste werden vertaalt, ende met alle andre Woordenbouken vergeleeken, het ondienstige agtergelaten, ende het gebreekige vervult.

door

Mr SIMON VAN LEEUWEN, RG.

WOORDEN-BOUK.

 

AB

Abandonneren, Overgeven, verlaten, opgeven, laten varen

Abbreviatie, afkorting, verkorting

Abbreviëren, verkorten

Abbreviature, verkortsel

Abhorreren, affschrikken, een tegenheid ergens in hebben

Ab intestato, door versterv

Aboleren, verdelgen, vernietigen, te niet doen, afwissen, uutwissen

Abolitie-brieven, daar by seekre misdaad, die onweetende, of onnoosel geschied, quijt-gescholden ende vergeven werd, gelijk of die noyt begaan en was, ende gelijk als uutgewist

Abrogatie, te niet-doeninge

Abrogeren, breken, te niet doen, affschaffen

Absentie, afwesen

Absent, af-zijnde, niet-tegenwoordig

Absenteren, agterblyven, af-zijn

Absoluit, onbepaalt, plat uut, rond uut, na sijn aart

Absolveren, vol-voeren, vol-trekken, vry-kennen, af-doen, ontslaan

Absolutie, afdoeninge, ontslaginge

Abstineren, onthouden, spanen

Abstinentie, onthoudinge

Abstract, afgetrokken, afgesondert

Abstraheren, aftrekken, ontrekken

Absurd, ongerijmd, qualijk ten propooste gebragt

Abundant, overvloedig

Abundantie, overvloed

Abunderen, overvloedig zijn

Abuys, mis-slag, versinning

Abuseren, misleyden, versinnen, vergrypen, vergissen, bedriegen

AC

Acceptatie, aanneming, aanvaarding, toestemming

Acceptilatie, een maniere van ontslaginge, mondelinge quijt-scheldinge, quijt-scheldinge ter schenk

Accepteren, tot sijn voordeel nemen, aanvaarden, aannemen

Accessoir, een saake die uut een ander spruit, toevallig, bykomende

Acces, toegank

Accident, toeval

Accidentaal, toevallig

Accys, tol

Accysenaar, tollenaar

Accomodabel, behulpsaam, gerijflijk

Accomoderen, profijtelijk, of behulpig wesen

Accomodatie, behulpsaamheid, gerijf

Accompagneren, vergeselschappen

Accorderen, vereenigen, over-een-komen

Accoord, over-een-komste, verdrag

Accrementum, aanwas

Accresceren, aangroeyen, toenemen, aanwassen

Accumuleren, op-hopen, vergadren

Accuraat, bondig, nauwkeurig, wel-geschikt

Accusatie, aanklagte, beschuldiging

Accuseren, aanklagen, beschuldigen, betygen, aantygen, betigten

Acquireren, bekomen, verkrygen

Acquisiteur, bekomer

Acquisitie, bekominge

Acquiësceren, sig te vreden houden, berusten, toestaan

Acte, een gedaan werk, een vonnisse; item, een schriftuir, daar inne verhaalt werd het gene partijen, het zij in Regten, ofte daar buyten, hebben gedaan, ofte verhandelt; item, blijk, bescheid, kennis, kennis-schrivt, daad, doening, handeling, bedrijv.

Actie, het regt het welk men ergens toe heeft, opspraak, aanspraak, aantaal

Actie Rëel, aantaal op eenig goed

Actie Personeel, opspraak op eenig persoon tot eenige daad

Actijf, vernuftig, geestig, werkelijk

Actien, inschulden, geregtigheden

Active, bedryvelijk

Actueel, dadelijk, besig, doende, oeffenende

Acut, Acute, scherp, scherpsinnig

AD

Adderen, toedoen, byvoegen, aanlappen, optellen

Additie, toedoening, vergadering, optelling; item, een Schriftuyre alsoo genomt, dienende tot wederlegginge van partijen, schriftelijke ingebragte middelen, sie Memorien

Adequatie, evenmatiging

Adequeren, evenmatigen

Ad exhibendum, om yet te voorschijn te brengen

Adhereren, aanhangen

Adherent, aanhanger, aanhangende

Adhiberen, byhouden, voortbrengen, aanwenden, bybrengen

Adhibitie, toebrenging, bybrenging

Adhortatie, aanneming, aanporring

Adhorteren, aanporren, aanmanen

Adi, heden, vandaag

Adiëren, aanvaarden, aannemen, onderwinden, beheeren, aanslaan

Aditio hereditatis, aanheeringe, aanvaarding, of onderwind van erffenis

A Dieu, vaart wel, God zy met u

Adjiciëren, toewerpen

Adjectie, toewerping, bywerping

Adimeren, benemen

Ademptie, ontneming

Adimpleren, vervullen

Adjourneren, dagvaarden

Adjuncten, bygevougde persoonen

Adjungeren, byvougen

Adjudiceren, toewysen, aanwysen

Adjudicatie, toewysing, aanwysing

Adjusteren, gelijk maken, vereffenen, afpassen

Adjuveren, helpen

Adminiculen, behulp-middelen

Administreren, bedienen, uutvoeren

Administratie, bediening, uutvoering, bewind

Administrateur, Bewind-hebber

Admireren, verwondren

Admirabel, wonderlijk

Admiratie, verwondring

Admiraal, Zee-voogt

Admiraliteit, Zee-voogdije, Zee-bestuir

Admitteren, toelaten, toestaan, inwilligen

Admib ie, aanneming, toelating

Admoneren, vermanen, aanmanen

Admonitie, aanmaning, vermaning

Admoveren, aanvoeren, aanbrengen

Adopteren, yemand voor sijn kind aannemen

Adoptie, aanneminge tot kinderen

Adoreren, aanbidden

Adorneren, verçieren, opschikken, optoyen

Ad primam, den eersten Recht-dag

Addresseren, beschikken, toesenden, aanwysen

Adres, aanwysing

Adscriberen, toe-eygenen, toeschryven

Adscriptie, toeschryving, byschryving

Adstringeren, verbinden, dwingen, persen

Adstructie, vast-making

Adstrueren, vast maken

Advancement, bevordring

Advanceren, vorderen

Advans, voordeel

Advenant, over-een-komste, by gevolg, by gelijke

Advers, tegen-partije

Adverseren, tegen-streven, tegen-staan

Adverteren, waarschouwen, verwittigen

Advertissement, waarschouwing, bekentmaking

Advertissement van Regten, een Schriftuir daar inne eenige middelen ende opmerkingen van Regten bygebragt werden

Advijs, een goet-dunken, aanradinge, beradinge

Adviseren, beraden, besinnen, verwittigen, kennisse doen

Adulatie, pluimstrijkerije

Aduleren, pluimstrijken, vleyen

Adulterium, Overspel

Adulter, Overspeelder

Adultereren, Overspel bedryven

Advocaat, een regts-voorspraak

Advoceren, toeroupen, voorspreken, yemands woord doen

Advoyeren, toestemmen, bevestigen, van waarden houden, gestand doen

Advoy, toestemminge

AE

Aedificie, gebouw, timmering

Aequipagie, uutrusting

Aequiperen, uutrusten, uutreeden

Aequipollent, gelijkmagtig, even veel uut-werkende

Aequiteyt, billikheid

Aequivalent, gelijkwaardig

Aequivaleren, gelijk gelden, even-waardig zijn

Aequivocatie, woort-speling, gelijknamigheid, dubbelsinningheid

Aequum, regt, billik

Aestimatie, waarde, waardering, schatting

Aestimeren, waarderen, schatten, waardig agten

AF

Affairen, handel, koopmanschap, bekommering

Geaffecteert, gemaekt, opgepronkt, niet natuirlijk

Affectatie, najaging, nastaning, gretigheid

Affecteren, beyveren, behertigen, najagen

Affectie, toegenegentheyt, harts-togt, toeneyging

Affectioneren, toeneygen, beminnen

Geaffectioneert, toegeneygt

Afficiëren, aandoen

Affigeren, aanhegten, aanplekken

Affiniteit, Maagschap, Swagerschap, Verwantschap

Affirmatie, bevestiging, betuyging

Affirmeren, verseekren, bevestigen, betuygen

Affixie, aanhegting, aanplakking

Afflictie, quelling

Affligeren, neerslaan, quellen

Affluëren, toevloeyen, overvloeyen

Affluxie, toevloeying

Affront, verkortinge, beledinge, hoon, eer-roovinge

Affronteren, verkorten, beledigen, verongelijken, hoonen

AG

Agent, Gesand, die voor yemant, yets vvt te voeren gestelt is, Hof-gesand, Saek-voerder

Ageren, doen, verhandelen, in Regten handelen, Dingtaal voeren

Aggraveren, beswaren, overladen

Aggreatie, behaging, toestemming

Aggreëren, behagen, toestemmen

Aggrediëren, aanvallen, aangaan, toe-treden

Aggresseren, aanvatten, aanvallen, invaren

Agil, snel, behendig

Agnosceren, erkennen

AK

Aket, twist-propoost, geleyde lage

AL

Aliëneren, vervremden

Aliënatie, vervremding

Aliënabel, wandelbaar, dat vervremd kan werden

Alimentatie, opvoeding

Alimenteren, voeden, de kost geven

Allegeren, voortbrengen, ofte in Regten bybrengen, aanwysen

Allegatie, aanwysing

Alliantie, Bondgenootschap

Alliëren, verbond maken

Allodiale-goedren, vrije ende onleen-goedren, vryhave

Alloy, munt-stoffe

Alluderen, op speelen, het oog op hebben

Allusie, insigt op yets, anspel

Alluvie, aanvloeying, aanspoeling

Alteratie, verandring

Alterceren, kyven, bedingen

Altercatie, kyving, bedinging

Altereren, verandren, verwisselen

Alternatijf, verwisseling, van d'een om d'ander, het een of het ander

AM

Amanuensis, een Schryver, een Klerq

Ambages, omwegen, omreden

Ambassade, besending

Ambassadeur, Gesand, Hof-gesand

Ambiëren, ergens na tragten, versouken, vryen, begeeren

Ambiguiteit, dubbelsinnigheid, dubbelduyding

Ambiguus, dubbelsinnig, twijffelachtig

Ambitie, staat-sugt

Ambitieus, staatsugtig, eergierig

Amende, boete, straffe

Amiabel, lieflijk, minsaam

Amicabel, vrundelijk

Amicable Compositeurs, Goede-Mannen, Scheids-Luyden

Amice, goeden Vrund

Amib ie, verlies

Ammunitie, Toerusting, oorlogs-gereedschap

Amoliëren, weg-dryven, uutroeyen, verdelgen

Amoreus, verlief

Amortiseren, het goed in een doode hand stellen, dat is, onwandelbaar maken

Amoveren, weeren, weg-doen, weg-nemen

Ampel, wijd ende breed, in't lang

Amphibolie, dubbelsinnigheid

Amphibologie, twijffel-reden, twijffel-sin, dubbelsinnigheid

Amphitheatrum, Schouw-burg, een ronden Burg daar yet heerlijks vertoond werd

Amplecteren, omhelsen, omvangen, aannemen, verkiesen

Ample, breed, ruim, wijdluftig

Ampliëren, verbreeden, vermeeren, uutbreyden

Amputatie, besnoeying, afsnyding

Amputeren, besnoeyen, affsnoeyen

AN

Analogie, evenredenheid

Analysis, ontbinding, ontknooping, uutbreyden

Anatomie, ontleding

Anguste, eng, nauw

Animadversie, aanmerking

Animadverteren, waarnemen, behertigen, bevroeden, namerken

Animeren, moed geven, aanporren

Animeus, moedig

Animositeit, moedigheid

Annalen, Jaar-bouken, Tijd-reekeningen

Annecteren, Aanknoopen, aanhegten

Annex, aangehegt, bygevougt

Anniheleren, Annulleren, vernietigen, te niet doen

Annotatie, aanteykening

Annoteren, aanteykenen

Annuëren, toewenken, toeknikken, toestaan

Annullatie, vernietiging

Annunciëren, aanseggen, verkondigen

Antecederen, voorgaan

Antecelleren, uutmunten, overtreffen

Antecesseur, voorsaat, voorganger

Anticipatie, voorkominge voor den verval-dag

Anticiperen, voorkomen, verrassen, onderscheppen

Antidateren, vervrougen, den dag vrouger stellen als hy is

Antidotaal, tegen-gift

Antijq, Antijks, oud, ouwer-wets, snaaks

Antipatye, afkeer, weersin

Antiqueren, affschaffen, te niet doen

Antiquiteit, oudheid

AP.

Apart, afgesondert, afgescheyden

Apert, rond uut, opentlijk, klaar

Apocha, Quitantie, Quitschelding-briev, Handschrivt

Apocryph, verborgen, twijffelagtig, ongeregelt

Apostaat, Afvallige, Verloogenaar

Apostel, Gesand

Apostille, op de kand geteykende bescheid, ende uuting op het versouk

Apostilleren, op de kand aanteykenen

Appaiseren, bevredigen

Apparentie, schijnbaarheid

Apparent, oogschijnlijk, schijnbaarlijk, mogelijk

Appellatie, Appel, Beroup, van een lager tot een hoger Regter; ende werd onderscheyden van Reformatie, dat by Appel, gemeenlijk is verbod van ondertussen niet te mogen executeren, ende reformatie geen executie beletten kan

Appelleren, weder-roupen, herkennen, weder-versoukken

t'Fol appel, qualijk ende te onregte beroupen

Appendix, aanhangsel, byvougsel

Applauderen, prysen, toejuygen

Applicatie, toepassing

Appliceren, toepassen, ten propooste brengen

Appoincteren, bestemmen, yemand ergens bescheyden

Appoinctement, beslegting, uutting

Apprehenderen, vast houden, vanger, aantasten

Apprehensie, vatting, begryping, hafte, hegtenisse

Approbatie, goedkenning, bestemming, gestading

Approberen, goedkennen, van waarden houden, toestaan, gestaden

Approcheren, naardren

Appropriëren, toe-eygenen

Apt, nut, bequaam

Apud acta, voor 't Geregte, wettelijk

AR

Arbiters, Scheids-Luyden, Middelaars, Goede-Mannen, Kers-Luyden

Arbitrage, goed-dunken, uutspraak

Arbitrateurs, Vrede-makers, Goede-Mannen

Arbitreren, bemiddelen, uutspreken

Arguatie, beknibbeling, twist-propoost

Argueren, twist-redenen

Argumentatie, reden-kaveling, gevolg van redenen

Argumenteren, reden-kavelen

Argument, bewijs-reden, kort-begrip, inhoud

Aristocratie, der bester Regering, Adel-Regering

Arra, wellekom-gelt, godspenning

Arrement, Ding-grond, het fundament daar 't Proces op begront is, pleit-erving, pleit-erv

Arrementen van 't Proces aanvaarden, in de saake voortgaan ende 't Proces aannemen op den grond daar op 't selve begonnen is, sig selven pleid-erv stellen

Arrest, beslag, besluid, besetting, bekommering, op yemands persoon, ofte goed; Item, het Gewijsde ende besluid van den Regter

By Arrest wijsen, uuterlijken regt doen, sonder datmen daar van vorder, of hooger beroupen mag

Arresteren, vast houden, in versekering ende bedwang houden, besetten, bekommeren, beslaan

Arriveren, aankomen, aanlanden

Arrogant, beroemlijk, trots, vermeten

Artijkel, Lid, Hooft-stuk

Articuleren, beleden, ontleden

Artificie, konst-handel

Artificieel, konstig

AS

Ascendent, opgaande, opklimmende

Adspect, aanschouw, gesigt

Adspireren, natragten, bejagen

Adspiratie, toeblasing, aanblasing

Adscriberen, toeschryven, toe-eygenen

Assecteren, navolgen, bejagen

Assequeren, bekomen, verkrygen, vervolgen

Asserveren, behoeden, bewaren

Assesseur, bygevougde, bysitter

Assereren, verseekren

Ab ignatie, aanwysing, bewysing, overwysing

Ab igneren, op yemand bewysen, overwysen

Ab imileren, vergelijken

Ab imuleren, veinsen

Ab isteren, bystaan, helpen

Ab istentie, bystand, hulp

Associëren, verselschappen, met malkanderen vereenigen

Assopiëren, stillen, in slaap wiegen, sussen

Assumeren, bynemen, aannemen, toenemen

Assumtie, byneming, aanneming, toeneming

Assureren, verseekren

Assurantie, verseekring

Assurateur, Verseekraar

Astringeren, prangen, toeprangen, t'samen dwingen

Astrueren, opbouwen, aanbouwen, aantimmeren, tot een fundament stellen

Astructie, bouwing, aantimmering, bewering

AT

Atache, aanhengsel, ende is een schriftelijk consent op 't gene gedaan is, datmen aan eenige stukken hangt, ofte daar by vougt

Atheist, God-vergeter, God-verloogener, God-versaaker

Attaqueren, aanranden, aangrypen

Attenteren, beprouven, onderstaan, onderwinden, ondernemen

Attentie, toeluystering

Attente, met aandagt

Attentaat, onderwind, stoud bestaan, tegens verbod

Atterminatie, verlenging, uutstel

Atterminatie-brieven, zijn Brieven van uutstel, om voor seekren tijd van sijn Schuldenaars niet overvallen te werden

Attestatie, getuygenis, verklaring

Attesteren, betuygen

Attraperen, betrappen, agterhalen

Attribuëren, toeschikken, toevougen, toe-eygenen

AV

Avance, winst

Avancement, vordring, bevordring

Avanceren, vordren, bevordren

Avantage, voordeel

Audientie, gehoor

Auditeur, toehoorder

Auditorium, Gehoor-plaats

Aufugeren, ontvlieden, deurgaan, weg-loopen

Augmenteren, vermeerderen

Aversie, afkeer

Avoceren, afstemmen, ont-raden

Avontuir, geval

Avontuyren, wagen, bestaan

Authentijcq, bekragtigt, geloofwaardig, het eerste bewerp

Authentiseren, bekragtigen, kragtig maken

Autheur, Vinder, Maker, oorsaak van 't werk, Insteller

Autographum, grondschrivt, eygenschrivt, grondtext

Authoriseren, magtig maken, gesag geven

Authoriteit, gesag, magt, geloofbaarheid

Authorisatie, last, volmagt

Auxilie, hulp

Auxiliëren, helpen, behulpig zijn

AX

Axioma, een gemeenen regel

BA

Baljuw, een Land-voogt, Land-drost, die over het hals-regt ende straffen der misdaden gestelt is

Balanceren, wegen, vergelijken

Balance, Wage, Weegschaal, Evenaar

Banqueroetier, Bank-breker, Agter-uut-vaarder

Bandijt, Balling, een Uytgebannen, Woest-balling

Baptiseren, naam-geven, doopen, schijn-geven

Bastard, Onegteling, Speel-kind, Aterling

BE

Benificie, een weldaat, voordeel, een prove, voorregt

Beneficie van inventaris, voor-regt van Boedel-beschryving, het welk mede brengt dat den ervgenaam niet verder in de schulden des Boedels gehouden is, als de goedren van den overleden mogen toereyken

Benigniteit, goedertierenheid, gulhertigheid

Besoigne, een werk, besigheid

Besoigneren, arbeyden, werken, besig zijn

Bestiaal, het Vee, beestelijk

BI

Bibliotheeq, Boek-kamer, Boek-kas

Bigamus, die twee Mans, oft twee Vrouwen tegelijk heeft

Billion, afgekeurt, quaat-gelt

Billet, briev, cedulle

BL

Blame, naamschending, eer-vlek

Blameren, faam-roven, naam-schenden

Blandieren, vleyen, liefkozen

Blasphemeren, lasteren, agterklappen

BO

Bordeel, een Hoer-huis

Bottelier, Schaf-meester

Bottelerie, spijs-kamer

Bouget, een maal, een ledren-sak, reis-sak

BR

Braveren, trotsen

Brevier, een kort begrip, een kort inhoud

Breviteit, kortheid

Brusque, stuurs, bars, haastig

Brutaal, onbeschoft, beestagtig

BU

Buffet, regt-bank, regt-tafel

Bulle, een briev

CA

Cabinet, Geheim-schat, Juweel-kamer

Cachet, Zegel

Cachetteren, zegelen

Cadentie, nedergang, ondergang, toeval

Caduc, neervallig, vergankelijk, bouwvallig, vervallen

Calamiteit, ellendigheid, quelling, tegenspoed

Calant, Koop-vrund

Calculatie, reekening

Calculeren, reekenen, overslag maken

Calculus, leg-penning, reeken-penning

Calendier, Almanag, Maant-wyser, is ook een korte aanwysing tot wat articulen van de gemaekte Schriftuire de overgeleyde stukken dienen

Calengeren, beklagen, optygen, betigten

Calliditeit, doortraptheid, loosheid

Calumnie, laster, lastring, schandvlek

Calumniëren, lastren, faamroven

Cambium, wissel, wisseling, ruyling

Cammeraat, Spitsbroer, Makker

Canaal, waterloop, een goot

Canaalje, gespuis, het graauw

Cancelleren, uutschrappen, deur-doen, te niet doen

Cancellery, Stads-bouk-kamer, Briev-kamer

Cancelier, Opperschryver, Versouk-meester

Canon, een regel, rigtsnoer, regelmaat

Canonijk, regelmatig

Canonic, een Geestelijk persoon, Dom-heer

Canoniseren, inwijen, heyligen

Capabel, vatbaar, ontfangbaar, bevattelijk, bequaam om yets uut te voeren

Capaciteit, vatbaarheid, begrijp, bequaamheid

Capitaal, Hooft-somme, Hooft-schuld; Item, daar lijv en goed aan hangt

Capittel, Hooft-stuk, een Gods-huis

Capitulatie, verdrag-stuk, hooft-stux-deeling

Capituleren, aan hooft-stukken verdeelen

Caprice, grillen

Capricieux, hoofdig, grillig

Captie, bedrog, vanging met woorden, begrip

Captieux, bedrieglijk, begrijpelijk

Capteren, yemand ergens in behalen, begrypen, verkeerdelijk opnemen

Captiff, gevangen

Carcer, Gevangen-huis, Karker

Carceren, gevangen setten, karkren

Cas, geval

In cas, in geval

Cas subject, 't geval daar geschil om is

Cassatie, affschaffing

Casseren, affschaffen, te niet doen

Castigatie, tugting

Castigeren, tugtigen , kastijden

Castratie, lubbing

Castreren, lubben, afsnyden, uuttrekken

Casueel, by geval, toevallig, gevallig

Catheijl, Roerend-goed

Cathedra, Stoel, Gestoelte

Petri ad Cathedram, S. Pieter stoel, ende is een dag die gevierd wort op den 22. February

Catholijk, Algemeen, Regtsinnig

Cathaloge, Naam-tafel, Naam-ceel

Cause, oorsaak

Causeren, veroorsaken, beschuldigen

Caveren, wagten, verhoeden, borg blyven, seeker doen, verborgen

Caveren de Rato, is Borg blyven voor een ander die principaal Schuldenaar is, soo lang tot dat hy 't selve aanneemt ende van waarden houd 't gene den Borg heeft gedaan, of anders blijvt den Borg als principaal verbonden

Cavillatie, kaklerije, knibbling, hairkloovery

Cavilleren, kaklen, vitsen, knibblen

Cautele, voorsigtigheid, voorbedagtheid

Cautie, Borg-togte, seekring

Cautie de Judicio sisti, Borg om 't allen tijden in Regt te verschijnen

Cautie judicatum solvi, Borg om 't Gewijsde te voldoen

Cautie juratoir, Borg, of seeker by Eede

Cautionaris, Borg

CE

Cederen, overgeven, afstand doen, wijken

Cedulle, Schuld-briev, Hand-schrift

Celebreren, vieren, gedagtenis ergens van houden

Celeriteit, haestigheid

Censure, bestraffinge, toets

Censureren, bestraffen, toetseren

Census, cijns-regt

Ceremonie, hoffelijk onthaal, ofte manier; Item, Kerken-dienst, dienst-pleging

Ceremonieux, hof-dienstig, dienstpligtig

Cerneren, sien, onderscheyden, ziften

Certeren, wedstrijden, wedden

Certe partije, een Contract van bevragting

Certificatie, verklaar-briev, verseekring, getuygenis

Certificeren, voor de waarheid verklaren

Cesseren, ophouden, eindigen

Ceb ie, overgeving van goedren, afstand

Ceb ionant, Ceb ionaris, die al sijn goed aan sijn Crediteuren overgeeft

Ceb io bonorum, Boedel-afstand

Brieven van Ceb ie, Brieven van Boedel-afstand te mogen doen

CH

Character, een merk-letter, schrift-strik, kris, kras, boukstave

Chargeren, aanvallen

Chirographe, Hand-schrift

Chronologie, Tijd-reekening

CI

Cicaneur, een warre-vogel, kaakeler, een schrobber

Cijffer, tal-letter, tal-merk

Cipier, Gevangen-hoeder, Stok-waarder, Stok-wagter

Circumduceren, misleyden, bedriegen

Circumferentie, Circuit, ommegang, omtrek, omloop

Circumlocutie, omspraak

Circumspect, voorsigtig, omsiende

Circumspiciëren, her-omsien

Circumstantie, omstandigheid, gelegentheid van de saak

Circumveniëren, bedriegen, misleyden, verstrikken

Circumventie, bedrog, verstrikking

Citatie, rouping, daging

Citeren, in Regten betrekken, dagen

Civile saake, daar lijf nog bloed aan hangt

Civil, beleeft, heus, borgelijk

Civilen Regter, Wereltlijken Regter

CL

Clameren, roupen, kryten

Clandestin, heymelijk

Clausule, slot, besluit, grond-reden

Clausule van inhibitie, verbod jegens de Executie het welk een ordinaris Clausul is in een Mandament in cas d'Appel

Clementie, sagtmoedigheid

Cliëns, Schut-genood, Leen-man

Clientele, bescherming

CO

Coactie, dwang

Codicil, een soorte van Uutterste-wille, sonder erven, ofte onterven

Coërceren, dwingen

Coers, loop, gebruik

Cognosceren, bekennen, erkennen

Cognoscement, kennis, ofte getuig-schrift

Cohiberen, bedwingen

Cohier, Schat-ceel, Blaffard

Collateraal, zijdeling, rijdeling maagschap

Collatie, vergelijking, bypassing

Collationeren, t'samen-brengen, vergelijken

Collectie, Collecte, versameling, verpagtig

Collecteur, Inmaner, Versameler, Gaarder

Collega, Amptgesel, Amptgenoot

Collegie, by-een-komste, Gilde, Geselschap

Colligeren, versamelen

Collucteren, t'samen worstelen

Colluderen, t'samen bedektelijk handelen

Collusie, heymelijk verstand, bedrog

Colonie, bewooning, Volk-planting

Combineren, t'samen-vougen

Comitie, Land-dag, Rijx-dag

Commanderen, bevelen, gebieden

Commandeur, Opperste Bevelhebber

Comedie, Schouwspel, Blyspel

Comediant, Kamerspeelder, Toneelspeelder

Commemoreren, herdenken, herhalen , vertellen

Commensaal, Disgenoot, Tafel-gast

Commenteren, verklaren, verçieren

Commercie, koophandel, verhandeling

Commigreren, verhuysen, sig nedersetten

Commineren, dreygen

Commijs, Bevel-hebber

Commisceren, vermengen

Commiseratie, erberming, deernis

Commissaris, Bevel-hebber, uutvoeren

Commisseren, vermengen

Commib ie, bevel, last

Committimus, volle magt

Committeren, yemand te werk stellen, bevel geven, misdoen, sondigen

Committeerde, Bevelhebbers, Gemagtigde

Commidieux, gerijffelijk, gemakkelijk

Commoditeit, gemak, gelegentheit, gerijv

Commotie, beroerte, beroering

Commoveren, bewegen, roeren, verroeren

Communicatie, gemeenschap, berading, mededeeling

Communiceren, mede-deelen, ramen, te rade nemen, gemeen maken

Communicabel, mede-deelbaar

Communie, gemeenschap

Communicatie, verwisseling

Commuteren, manglen, wisselen, veranderen

Compact, verdrag, verding, verbond

Compagnie, gemeenschap, maatschap, vergadering

Comparatie, vergelijking

Compareren, verschijnen, sig vertoonen

Comparitie, by-een-komste, vergadring

Comparuit, is, als yemand eenen andren in Regten betrekt, ende deselve niet en verschijnt, dan verkrijgt den Gedaegde oorlof van den Hove, ende condemnatie van de koste by hem gedaan, ten laste van de Aanlegger

Compab ie, medelyden, mededogen, deernis

Compatibel, medelijdig, gedoogsaam, ergens wel mede over-een-komende

Compelleren, toedryven, aanklagen, aanspreken, dwingen

Compendieux, beknopt, kort

Compensatie, vergelijking, vergelding

Compenseren, d'een schuld tegen d'ander gelijken

Competent, behoorlijk

Competentie, behoorlijkheid, onderhorigheid

Competenten Regter, dagelijksen ende onderhorigen Regter

Competeren, behooren, aangaan, schuldig zijn, toebehooren

Complaceren, believen

Complainte, klagte

Mandement van Complainte, is de klagte die men doet in cas van nieuwigheid, als yemand in sijn rustig ende vredig besit gewelt, ofte hinder aangedaan wert

Compleet, vol, volkomen, voltoyt

Complice, Makker, Medepleger van eenig quaat

Complimenten, Eerdienstigheden, Dienst-redenen, Gedienstigheden

Complimenteren, gedienstigheid betoonen

Complot, Complotterie, t'samenspanning

Complotteren, t'samen-staan, t'samen-spannen

Comportement, handel ende wandel

Comporteren, gedragen

Componeren, t'samen-stellen, toestellen, digten

Compositie, t'samen-stelling

Comprehenderen, in een trekken, begrypen, bevatten

Comprehensie, bevatting, begryping

Compres, in een gedrongen, geperst

Comprimeren, toepressen, toedrukken

Compromis, toesegging, verblijv, belofte

Compromitteren, toeseggen, verblyven, overgeven

Comptoir, Reeken-kamer, schrijf-kamer, Bankke, Wissel

Compulsie, t'samen-drift, toedryving

Compulsoir, een Mandement. Compulsoir, een bevel tegens geweygert regt, ende geleden overlast, dwang-briev

Computatie, reekening, toereekening, aanreekening

Computeren, toereekenen, aanreeken

Concederen, verleenen, gunnen, toegeven, toestaan, bewilligen

Concept, begrip, ontwerp

Concerneren, betreffen, aanbehooren

Concertatie, stryding, t'samenstryding

Concerteren, stryden, reden-kavlen

Conceb ie, toestand, toelating, bewilliging

Conciërge, Hofwagter, Stadhuis-bewaarder

Concilie, Raads-vergadring, Land-dag, Land-raad, Kerken-raad

Conciliëren, bevredigen, versoenen

Concipiëren, begrypen, ontwerpen, opnemen

Concluderen, de sake in Regten aanleggen, besluyten

Conclusie, slot, besluit

Conclusie in Regten, is een korte stelling ende grond daar op het Proces werd aangeleid

Concluderen in Regten, is de sake op alles besluyten, sonder nadien yets meer over te leggen, ende op 't overgeleyde Regt versouken

Concordantie, t'samen-stemming, over-een-stemming

Concorderen, over-een-komen

Concordie, eenstemmigheid, eendragt

Concubine, Bysit, Boele

Concurrentie, t'samen-deeling, mede-deeling, t'samen-loop

Concurreren, t'samen-loopen, mede-deylen, t'samen-deylen

Concub ie, dwang, overlast

Condemneren, doemen, verwysen

Condemnatie, Vonnisse tot yemats nadeel

Condependeren, t'samen-hangen

Condependentie, t'samen-hanging, aanbehooring

Condescenderen, aftreden, inwilligen, toestaan

Condictie, weder-eissing van 't geen t'onregt, of te veel betaalt, of gegeven is

Condiscipel, School-gesel, Mede-leering

Conditie, voorbeding, voorwaarden, een indien

Conditioneren, bespreken, voor-bedingen

Conditioneel, op voorwaarde

Condoneren, vergeven, toegeven

Conductie, verhuyring

Confederatie, verbond, bond-genootschap

Confedereren, verbond maken

Conferentie, t'samen-sprake, reden-wisseling

Confereren, over-een-brengen, reden-wisselen

Confesseren, belyden, bekennen, biegten

Confeb ie, belydenissen, biegt-bekentenisse

Conficiëren, voleinden, ten einde brengen

Confidentie, vertrouwen, vrymoedigheid

Confideren, toevertrouwen

Confirmatie, bevestiging

Confirmeren, bevestigen, gestaden

Confiscatie, verbeurtmaking

Confisqueren, verbeurt-verklaren, aanslaan

Conflicteren, stryden, kampen

Confluëren, t'samen-vloeyen, t'samen-loopen

Confluentie, toeloop, t'samen-vloeying

Confonderen, verwarren, beschaamt maken

Conform, gelijk gemaakt

Conformeren, vergelijken

Conformiteit, ingevolg, gelijk gestelt

Confrater, Spits-broeder, Mede-broeder

Confringeren, verbreken

Confronteren, den een by den ander vergelijken, ende is eygentlijk als partijen, of getuygen tegens malkandren werden gehoort

Confugeren, toevlugt nemen

Confugie, toevlugt

Confuys, verwart, ontstelt, over hoop, hol over bol

Confunderen, verwarren, overhoop helpen

Confusie, verwarring

Confutatie, wederlegging

Confuteren, wederleggen

Congratuleren, begroeten, geluk wensen

Congregatie, versameling, by-een-komste

Congregeren, versamelen

Congruëren, gevougen, over-een-komen

Congruentie, gevouglijkheid, over-een-koming

Conjecture, gissing, raadsel, raming

Conjectureren, ramen, gissen

Conjungeren, t'samen-vougen

Conjuncte persoon, bevougde, nagel-naast

Conjuctie, t'samen-vouging

Conjuratie, t'samen-sweering

Conjureren, t'samen-sweeren, besweeren

Connecteren, t'samen-knoopen, t'samen-regten

Connexie, t'samen-knoping

Connexiteit, t'samen-koppling

Conniventie, oogluyking

Conniveren, oogluyken, door de vingren sien, gedoogen

Conquest, overwinst, verovering

Conquesteren, veroveren, verkrygen, winnen

Consacreren, toeheyligen, heyligen, wijen

Consanguiniteit, Bloet-vruntschap, Maagschap, Bloed-verwantschap

Conscenderen, klimmen

Conscientie, Gemoed, Geweten, Gewisse

Conscientieus, vroom, opregt, regtvaardig

Conscinderen, doorsnyden, doorhouwen, doorhakken

Conscriberen, schryven, beschryven

Consecutie, vervolg

Consent, bewilliging, verlof, toestand

Consenteren, bewilligen, toestemmen, verwille-keuren

Consequentie, gevolg

Consequeren, vervolgen

Conservatie, bewaring, onderhouding

Conserveren, bewaren, behouden, beschutten

Considerabel, aanmerkelijk, nadenkelijk

Consideratie, insigt, nadenking

Considereren, insien, bedenken, aanmerken

Consilie, raadslag, berading

Consiliëren, raadslaan, raadplegen

Consignatie, onder-regt-legging; siet Oblatie

Consigneren, onder-regt-leggen, verzeglen

Consisteren, bestaan

Consistentie, bestendigheid

Consistorie, Kerken-raad, Raad-kamer

Consobrini, Susterlingen

Consolatie, vertroosting

Consoleren, vertroosten

Consolidatie, heeling, vermenging, t'samenheeling

Consolideren, heelen, t'samen-hegten

Consonant, over-een-stemmende, gelijk-luydende

Consort, Medestander, Makker

Consorten, Medestanders, Makkers

Conspect, aanschouw, aansien

Conspiciëren, aanschouwen, aansien

Conspicue, klaarblijkende

Conspiratie, t'samen-spanning, t'samen-sweering

Conspireren, t'samen-sweeren, t'samen-spannen, aanspannen om eenig quaad te doen, of uut te voeren

Constant, standvastig

Consteren, blijken, in waarheid bestaan, bekend zijn

Constituëren, magtig maken, in plaatse stellen

Constitutie, instelling, gestaltenis, toesegging

Constituant, een Rent-verschryver

Constrictie, Constreincte, bedwang

Constringeren, dwingen, prangen, pramen

Constructie, bouwing, beleid

Construëren, t'samen-vougen, bouwen, beleggen

Consuleren, beraden

Consult, wijs

Consultatie, Consulte, raad-geving, raad-pleging

Consummeren, vol-voeren, vol-einden

Consummatie, voleinding, volvoering

Consumeren, doorbrengen, verteren, verslyten

Consumptie, verdoening, vertering

Contagie, besmetting

Contagieux, besmettelijk

Contaminatie, besmetting

Contamineren, besmetten

Contant, gereed

Contemplatie, overdenking, vermaking, opmerking

Contempleren, overdenken, beschouwen, aansien

Contenantie, gelaat

Contenderen, invaren, twisten, krakeelen, pleitaanleggen, eys maken

Content, te vreden

Contentement, genougen, vergenougen

Contenteren, vernougen, te vreden stellen

Contentie, twist, krakeel

Contentieux, krakeelig, twistig

Conterfeitsel, afbeeltsel

Conterfeyten, namalen, namaken, afbeelden

Contestatie, betuyging

Contesteren, beroupen, betuygen

Conthoralen, Bruyd en Bruydegom, Egt-genooten, Bed-genooten

Contineren, bevatten, begrypen

Continentie, inhouding, ingetogentheid, onthouding

In Contenti, aanstonts, datelijk, strax, staande voet

Contingentie, geval, gebeurlijkheid

Continuatie, aanhouding, volherding, vervolg

Continuëren, aanhouden, volherden, vervolgen

Contrabanderen, tegen aanspannen

Contract, over-een-koming, verdrag, overkoming

Contract-antenuptiaal, Huwelijx-voorwaarden

Contractant, onderhandelaar

Contracteren, over-een-komen, verdragen, onderhandelen

Contradiceren, tegen-spreken, tegen-seggen

Contradictie, tegen-spraak

Contraheren, over-een-komen, t'samen handelen, verkorten, intrekken

Contramanderen, afseggen, tegen-gebieden

Contrarie, wers-strydig

Contrariëren, tegen-stryden, tegen-streven

Contrarieteit, strydigheid

Contra-rol, tegen-bouk

Contrarolleren, tegen-bouk houden

Contraveniëren, tegen-gaan, overtreden

Contravente, overtreding

Contraventeur, tegen-strever, overtreder

Contrey, landstreek, geweste

Contribuëren, opbrengen, toebrengen

Contributie, schatting, opbrenging, toebrenging

Controvers, strydig, tussen partijen oneens

Controversie, geschil, twist, reden-strijd, geding

Controverteren, twisten, tegen-kanten in geschil trekken

Contumax, wederspannig, die gedaagt zijnde voor den Regter niet en verschijnd

Contumacie, wederspannigheid, hertnekkigheid

Contumaceren, yemand straffen omdat hy als wederspannig in Regten niet en verschijnd

Convalesceren, gesond werden

Convenant, verdrag

Conveniënt, gevouglijk

Conveniëren, overkomen, voor regt dagen, passen, vougen

Conveniëntie, overkomste, aanspraak, over-een-komste, verding, voorwaarde

Convent, Klooster, t'samen-wooning

Conventicule, t'samen-rotting

Conversatie, ommegang, hantering, gemeensaamheid

Converseren, ommegaan

Converteren, omkeeren, verkeeren

Convicie, schelding, toenaam, schamperheid, verwijt

Convinceren, overwinnen

Convocatie, t'samen-rouping, vergadering

Convoceren, t'samen-roupen

Convoy, geley, vry-geley

Convoyeren, geleyden

Copie, affschrift, uutschrift, naschrift, dobbel

Copiëren, uutschryven, verdobblen

Copieux, ruim, rijkelijk, overvloedig

Copuleren, kopplen, t'samen-vougen, vergadren

Cordiaal, openhertig, gulhertig

Corporaal, Rotmeester

Corpulent, lyvig, dik, grof, onvermogen

Correctie, verbetring, berisping

Corresponderen, over-een-komen, op malkander passen

Correspondentie, heymelijke over-een-koming

Corrigeren, verbetren, regten

Corroboreren, versterken

Corruëren, instorten, vervallen, neerstorten

Corrumperen, bederven, yemand met giften omkoopen, verblinden

Corruptie, Corruptele, quade invoering, omkooping

Costumen, gewoonten, oude herkomen

Courage, moed, lust, wakkerheid

Courageux, moedig

Courant, gereed, vaardig

Cours, loop, trant

Courtisaan, een Hoveling

Courtosie, beleeftheid

Courtois, hoofs, heus, beleeft

Cousin, Neve

Couvert, dexsel, overdek, ommeslag

CR

Creatuir, Schepsel, Maaksel

Creantie, Credentie, geloofbaarheid, geloof-briev

Credit, geloov, inschuld

Crediteren, gelooven, borgen, vertrouwen

Crediteur, Schuld-eysser, die aan een ander uut-leend

Creëren, maken, verkiesen

Crimen, schult, misdaad

Crimen læsæ Majestatis, Hoogte-magt-schending, gequetste hoogheid

Crimineel, dat den hals aangaat

Criminele Justicie, Bloed-regt, Hals-geregt, Regt van den hoogsten

Criminele-saak, hals-saak

Crimineel-proces, hals-regt

Cronijk, Tijdbouk, Historie

Cruël, wreed, hard

CU

Culpabel, schuldig, strafbaar

Culperen, beschuldigen, betigten

Cultiveren, bebouwen

Cumuleren, op hoopen, t'samen-hoopen

Cumulatie, op-hooping, vermeerdring

Curatele, besorging, regeering, redding

In Curatele, is onder de toesigt van een ander gestelt werden, als men in verloop van schulden geraakt

Curateur, Toesiender, Regeerder

Curieus, net, naeuwkeurig

Curieusheid, nettigheid

Custodie, een kas, een kooker, een gevangnis

Custos, een koster

DA

Damnabel, verdoemelijk

Damneren, doemen, verwysen

Damnatie, verdoeming

Dangereux, gevaarlijk

Dangier, gevaar

Datum, date, dag-teykening, aanteykening van dag ende tijd wanneer yets geschied

Dateren, den dag by schryven

DE

Debat, straf-schrift, bestryding, wederlegging

Debatteren, tegen-spreken, weder-spreken

Debet, schuld, schuldig

Debil, swak

Debiliteit, swakheid

Debiteur, Schuldenaar

Debitrice, Schuldenaresse

Decadentie, nedergang, ondergang, verloop van saken

Decerneren, onderscheyden, bestemmen, verleenen

Dechargeren, ontlasten, bevryden

Decideren, vellen, besligten, vonnissen

Decifreren, afschilderen, beteykenen

Decipiëren, bedriegen, uutstrijken

Declaratie, verklaring, aanwysing

Declareren, aanwysen, verklaren

Declinatie, buyging, afwijking

Declineren, afwijken, afgaan, van den Regter daar men voor betrokken is afwijken

Declinatoire exceptie, behulp-middel om van den Regter af te gaan

Decreet, besluit, gebod, last, ordonnantie, voornemen

Decreteren, besluyten, bevestigen

Dedicatie, toe-eygening, opdragt, op-offring

Deduceren, verhalen, verklaren

Deductie, verhaal, beleyding, berigt

Defaljeren, missen, in gebreeke blyven, banquerot speelen

Defaljant, die in gebreeke blijft te komen

Defalqueren, afslag strekken, weg-nemen, afsnyden

Default, gebrek, als men in Regten ten bescheyden dage niet en komt

Defect, gebreekig

Defenderen, beschermen, beschudden, verwerren, bepleyten

Defensie, weer, beweering, bescherming

Defensijf, weerbaar

Defereren, aanbrengen, overgeven, opdragen, verklikken

Deficiëren, ontbreken, missen

Definiëren, bepalen, uutbeelden, uutspreken

Definitie, bepaling, uutbeelding, beschryving

Definitijf-vonnisse, Eind-vonnisse

Defloratie, schoffiering, onteering

Defloreren, schoffieren, schenden, onteeren

Defroyeren, kost-vry houden

Degenereren, ontaarden, uut den aart slaan

Degouteren, walgen, onsmakelijk maken

Degoute, walging

Degraderen, afsetten, vernedren

Deguiseren, vermommen

Delatie, overdragt

Delatio juramenti, deeling van eede

Delectatie, verlusting vermaak

Delecteren, verlustigen, vermaken

Delegeren, besenden, bevel-geven, uutkiesen

Delegatie, besending, bevel-geving, oversetting

Deliberatie, berading, besinning, opset

Delibereren, beraden, raadslaan, besinnen, overwegen

Deliberato, met opset

Delicaat, lekker, teer, sagt

Delict, misdaad, ondaad

Delineatie, betrek, bewerp, ontwerp

Deliniëren, afpalen, afmeten, afteykenen

Delinquant, dader, misdoener, misdadig

Delinqueren, misdoen, verbeuren

Delireren, revelen, raas-kallen, sinneloos zijn

Delivreren, bevryden

Delogeren, verhuysen, verplaatsen

Demanderen, bevelen, belasten

Demanuëren, ontledigen, overgeven

Demigreren, verhuysen

Demib ie, vernedring, af sending

Demitteren, af senden

Democratie, Volcx-regering

Demoliëren, verdelgen, afbreken, afwerpen

Demonstratie, vertoog, aanwysing, na-noeming

Demonstreren, betoonen, aanwysen

Denegatie, ontsegging

Denegeren, ontseggen, af seggen

Denominatie, voorstelling, rouping

Denomineren, beroupen, stellen, voorstellen

Denoteren, beduyden, beteekenen

Denumereren, afrekenen, aftellen

Denunciatie, aansegging

Denunciëren, aanseggen

Dependeren, aanhangen, ergens toebehooren, afhangen

Dependentie, , het gene ergens aan, of toe behoord, afhanging

Deploreren, beschreyen, beweenen

Deploratie, beweening, beschreying

Deponent, Getuyge

Deponeren, ter hande stellen, neder-leggen, in bewaring geven; Item, tuygen in Regten, verklaren

Deportement, afsetting

Deporteren, afsetten

Deposanten, Getuygen

Deposeren, betuygen

Depositie, betuyging

Depob ideren, yemand uut sijn goed setten

Deprehenderen, vatten, grypen, gewaar worden

Deputeren, af senden

Deputatie, af sending

Deriveren, afleyden, afkomstig zijn

Derivatie, afkomste, afleyding

Derogeren, afbreken, te niet doen, ontrekken

Desadvoyeren, afstemmen

Descendent, afkomeling, nedergaande maagschap

Descenderen, nederdalen, afkomen

Describeren, beschryven

Desereren, verlaten

Desertie, verlating

Desert, verlaten, woest, is ook verloopen, gelijk als Appel dat binnen behoorlijken tijd niet en is vervolgt

Desidereren, vereyssen, begeeren

Designeren, beteykenen, beduyden, aanwysen

Designatie, beduyding, toewysing

Desisteren, afstand doen, ophouden, aflaten

Desolaat, verlaten, mistroostig

Desordre, wanschik, wanstal

Despensier, Schafmeester

Desperatie, wanhoop, twijffelmoedigheid

Despereren, wanhopen, twijffelen

Desperaat, sonder hoop, twijffelmoedig

Despiciëren, afsien, versmaden, veragten

Dessein, opset, voornemen

Destinatie, schikking, bestelling, bestemming

Destineren, toeschikken, bestellen

Destituëren, ontsetten, verlaten, verstellen, versteken

Destructie, verdelging, vernieling

Destruëren, verdelgen, vernielen, verwoesten

Detentie, bewaring, ophouding, gevankenis

Deterioriatie, verargering

Deterioreren, arger maken, , verslimmen, verargren

Determinatie, afpaling, besluit, bepaling, afsteeksel

Determineren, afpalen, besluyten

Deterreren, vervaart maken , afschrikken

Detestatie, afschrik, verfoeying, affweering

Detesteren, affweeren, afgruwen

Detineren, ophouden, vast-houden, gevangen houden

Detractie, aftrekking

Detraheren, aftrekken

Devijs, een Sin-spreuk

Devoir, pligt, uuterste beste, vlijt, naarstigheid

Devolutie, afgang, vermindring, verloop

Devolveren, afkomen, afwentelen, afrollen

Devoot, aandagtig

Devotie, aandagtigheid

Dexteriteit, behendigheid

DI

Diaken, Arm-versorger, Kerken-dienaar

Dialoge, twee-spraak, t'samen-spraak

Dicteren, bewoorden, voor-spellen

Dictum, Spreuke, Segs-woort; Item, het kort inhoud van een Vonnisse, een Gewijsde

Diffamatie, faamrooving

Diffameren, schande naseggen, faamrooven, agterklappen

Differente, verschil, onderscheid

Differeren, verschillen, uutstel

Difficijl, swaar, moeyelijk

Difficulteren, swarigheid maken

Difficulteit, swarigheid, verschil

Diffidentie, wantrouwe, ongeloov

Diffideren, wantrouwen, t'samen-stellen

Digereren, verdouwen, verteeren

Digestie, verdouwing

Digesta, vergaarde ende t'samen gestelde, uut getrokke, ofte uutgelese saaken

Digniteit, aansienlijkheid, staad, waardigheid

Dilatie, Dilay, uutstel, sleping

Dilayeren, uutstellen, vertrekken, slepende houden

Dilatoire exceptie, behulp-middel om de saak uut te stellen

Dilapideren, verquisten, door de billen lappen

Diligent, naarstig

Diligentie, naarstigheid, vlijt

Diligeren, lieven, liefhebben

Diminutie, vermindring

Diminuëren, vermindren, verkleynen

Dimib ie, ontslaging

Dimitteren, vry-laten, vry-stellen, ontslaan

Dimoveren, verdryven, afwenden

Directe, regel-regt

Directie, bestiering, beleid

Directeur, Bestierder, Bewind-hebber

Dirigeren, bestieren, beleyden

Dirimeren, scheyden, afscheyden, ontdoen

Disavantagie, nadeel

Disceptatie, krakeel, redenkavling

Discepteren, krakeelen

Discerneren, onderscheyden, onderkennen

Discipline, leering, tugt

Discipel, Leerling, Scholier

Discord, oneenigheid, tweedragt

Discorderen, verschillen, twisten

Discordantie, twist-stemming, verschil

Discourageren, moet-benemen

Discureren, reden-eeren, reden-voeren

Discours, reden-voering, praatjen

Discreet, bescheyden

Discretie, bescheydentheid

Discrepantie, verschil

Discreperen, verschillen

Diserte, bespraakt

Disgratie, ongunst, ongenade

Disjunctie, scheyding, verdeeling

Disjungeren, van een scheyden

Disordre, verwerring

Dispariteit, ongelijkheid, onparigheid

Dispenseren, quijt-schelden, vry-stellen, uutdeelen

Dispensatie, uutdeeling, vrystelling

Dispensier, Uutdeeler, Schaf-meester

Displiceren, mishagen

Disponeren, schikken, beschikken

Dispositie, een ordentlijk bestelling, of beschikking

Dispositijf, kort inhoud ende besluyt. Item, de Conclusie van een Proces dat beschreven moet worden

Disputatie, redenkavling

Disputeren, redenkavlen, twist-redenen

Dissentieren, oneens zijn

Dissentie, tweedragt, oneenigheid

Dissertatie, redeneering

Disserteren, reden-voeren

Dib idie, tweedragt

Dib imulatie, ontveinsing

Dib imuleren, ontveinzen, verbloemen

Dib ipatie, verstroying

Dib iperen, verstroyen

Dissolveren, ontbinden, los maaken, ontknoopen

Dissoluit, ongebonden, los

Dissolutie, ongebondenheid, lossigheid

Distantie, tussenheid, wijtte, afstant

Distentie, uutspansel, uutbreyding

Distinctie, onderscheid, onderscheyding

Distinguëren, onderscheyden

Distractie, aftrekking, uutdeeling

Distraheren, aftrekken, uutdeelen, verkoopen

Distribuëren, omdeelen, verspreyden, verdeelen

Distributie, omdeeling, uutdeeling

District, begrip, regts-bepaling, ommering, krits, kring

Dissuaderen, ontraden, afraden

Divers, ongelijk, verscheyden

Diversiteit, verscheydentheid

Diverselijk, verscheydentlijk

Diversimode, 'tselve

Diverteren, afwenden, ontwenden, aftrekken, afleyden. Item, sig ergens onthouden

Divideren, verdeelen, scheyden

Divisie, deeling, scheyding

Divortie, Egtscheyding

Divulgeren, gemeen maken, rugtbaar maken, verspreyden

DO

Doceren, leeren, onderwysen, doen blijken

Doctor, Leeraar, Onderwyser

Document, leer-stuk, bewijs, betoog

Dogma, leer-stuk, gront-leer

Dogmatiseren, voortleeren, te regt onderwysen

Doleantie, beklag

Doleren, treuren, klagen

Domainen, Lands inkomen, Gebied, Heerlijkheid

Domestijq, Huisgenoot

Domicilie, Woonstede, Maalstede

Domicilie kiesen, plaatse nemen ende kiesen, in plaats van woonstede

Dominatie, heerschappije, heersing

Domineren, heersen, de meester speelen

Donatie, vrye overgeving, gifte, geschenk

Donatio causa mortis, Gifte ter sake des Doods

Doteren, begiftigen, ten Huwelijk geven

Dote, Huwelijx-goed

Doüarie, Bruitschat, Morgen-gave

Doüagiere, Weduwe ende Boedel-houdster

DR

Dresseren, toerigten, afrigten, toestellen, verbeteren

DU

Dubbel, uutschrivt, affschrivt, gros

Dubiteren, dubben, twijfflen

Duël, kamp, strijd van twee persoonen, twee-kamp, twee-gevegt

Duplicatie, verdubbling

Dupliceren, verdubblen

Dupliceren in Regten, is als den Verweerder antwoort op de weder-antwoort, ofte replijcque van den Aanlegger, ende is als een verdubbelt, ofte weder-antwoord, het welk duplijcque genomt werd

Durabel, duirsaam, langduyrig

EC

Ecclesie, Kerke, Gemeente

Ecclesiastijq, Kerkelijk, Geestelijk

ED

Ederen, uutgeven, openbaren

Editie, uutgeving

Edict, gebod

Educatie, opvoeding

EF

Effect, het gene volbragt, ofte uutgevoert is

Effectuëren, te weeg brengen, uutwerken, uutvoeren

Effect sorteren, stant grypen, te stade komen

Effective, metter daad

Efficacie, kragt, werking

Effigie, afbeeltsel, nabootsing

Effracte, inbreeking

Effugie, uutvlugt

EG

Egaal, even, gelijk

Egaleren, even-gelijk maken, evenen

EL

Electie, verkiesing

Eligeren, verkiesen, uutkiesen

Elegantie, aardigheid, fraeyigheid

Elegie, treur-klagt

Elideren, uutvegen, uutdryven

Eloceren, verhuyren, te huir laten gaan

Elogie, eerspraak

Eloquent, welsprekende

Eloquentie, welsprekentheid

Elucidatie, verligting, verklaring

Elucideren, verligten, verklaren

Eluderen, bespotten, uutstrijken

EM

Emancipatie, handligting

Emanciperen, vry-maken, sijn eygen meester maken, gelijk een Vader sijn Soon doet

Emaneren, uutgaan, uutkomen, uutvloeyen

Emblema, een Beeld-werk

Embuscade, lage, laaglegging

Emenderen, verbeteren

Eminent, uutstekende, verheven

Emib ie, afvaarding, uutsending

Emoliëren, versagten

Emologeren, voor goed agten, voor goed kennen

Emolument, genot, gewin, profijt, bate

Empescheren, verhindren, beletten

Empeschement, verhindring, beletsel

Emphasis, by-sin, nadruk

Emphitheusis, erv-pagt-regt

Employ, besteding, aanlegging, besigheid, aanwending

Employeren, besteden, aanleggen, besigen, aanwenden

Emptie, kooping

Emulatie, navolging, onderganing, volgsugt

Emuleren, navolgen, ondergaan, nadoen

EN

Encourageren, moedgeven, moedigen

Enerveren, onzenuwen, kragteloos maken

Engageren, inwikkelen

Enorm, leelijk, wanstallig, ongeschikt

Enquesteren, ondersouken

Enqueste, ondersouk, hooren van Getuygen

Enqueste valetudinaar, ondersouk, ende het hooren van Getuygen die out, siek, of anders gevreest werden haast te sullen sterven

Envie, haat, wangunst

Enumeratie, optelling

Enumereren, optellen, aantellen

Entreprise, aanslag, voornemen

EQ

Equipagie, uutrustinge

Equiperen, uutrusten

ER

Erectie, opregting

Erigeren, opregten

Eripiëren, ontrekken, ontrukken

Erreren, missen, dwalen

Erreur, doling, misslag

ES

Espargne, espergne, versparing, suynigheid

Essay, prouve

Essentie, wesen, wesentheid

Essentieel, wesentlijk

Estimeren, agten, waarderen

Esquadre, Esquadron, Hooft-gedeelte, Wijk, Troup, Slag-ordre

EV

Evaquëren, ledigen, ontledigen

Evaluatie, waardering

Evalueren, waarderen

g'Evalueert-gelt, gangbaar gelt

Evanesceren, verdwijnen

Eveniëren, geschieden, gebeuren, overkomen, toevallen

Eventus, uutkomst, geval

Evertuëren, poogen, besig houden, oeffenen

Evident, opentlijk, blijkelijk

Evidentie, schijnbaarheid, klaarblijkelijkheid

Evictie, uutwinning, afwinning

Evinceren, uutwinnen, overtuygen

Eviteren, mijden, schuwen

Evoceren, uutdagen

Evocatie, uutdaging. Item, klagte van geweygert regt

EX

Exacte, gauw, nauwkeurig, doorwrogt

Exactie, af-eissing, afpersing, schatting

Exactioneren, schatten, overschatten, afdwingen

Exaggereren, vergrooten, ophoopen

Exalteren, verhoogen, verheffen

Examen, Examinatie, ondersouk, proef

Examineren, beprouven, ondertasten, toetsen, ondervragen

Excederen, te boven gaan

Excelleren, uutsteeken, overtreffen, uutmunten

Exceptie, uutneming, uutsondring, verset

Exces, overdaad, overmaat

Exceb ijff, overdadig, overstallig

Excipiëren, uutsondren, uutnemen

Exciteren, opwekken, gaande maken

Exclameren, uutroupen, uutschreeuwen

Excluderen, uutsluyten

Exclus, uutbesondert

Excogiteren, besinnen, versinnen

Excommunicatie, Gemeent-verbanning

Excommuniceren, bannen, uutsluyten, uut de Gemeente bannen

Excuseren, ontschuldigen

Excub ie, afpersing

Executeren, uutregten, tot voldoeninge dwingen, te werk leggen

Executeur, een Uutvoerder, een Pander, Deurwaarder

Testamentaire Executeur, Erv-uutter, die des Boedels saaken reddet

Executie, uutvoering, uutwinning

Exercabel, afgrijsselijk, vervloekelijk

Exempel, voorbeelt

Exempt, vry, uutgenomen, bevrijd

Exemptie, vryding, vrydom

Exequeren, vervolgen, volbrengen

Exerceren, exerciteren, oeffenen, bedienen

Exercitie, oeffening

Exherederen, onterven

Exhiberen, bybrengen, voordragen, voor den dag brengen

Exhibitie, aanwysing, opwysing, voordraging

Exhorteren, aanmanen, aanporren

Exigentie, vereis

Exigeren, af-eissen, afvordren

Exilie, ban, uutbanning

Eximeren, vry-koopen, uut-koopen

Existeren, exsteren, in wesen zijn

Existentie, wesentheid

Existimeren, sie Æstimeren

Exorneren, op-pronken, uutrusten

Exonereren, ontladen, ontlasten

Exspecteren, verwagten

Expediëren, redden, afvaardigen, voldoen

Expeditie, afvaardiging

Expedient, afgeregt, gevouglijk, bequaam

Experientie, ondervinding

Experimenteren, ondervinden, ondersouken

Expert, ervaren, ondersogt, klouk

Exspireren, verscheyden, eindigen

Exspiratie, uutgang, einding

Expliceren, ontvouwen, uutleggen, verklaren

Explicatie, uutlegging

Exploot, uutwerking, te werk legging

Exploteren, te werk leggen, uutvoeren

Exponeren, uutleggen, verklaren

Expositie, uutlegging, verbreeding

Expres, uutdrukkelijk

Expresseren, uutdrukken

Expreßie, uitdrukking

Exprimeren, uutdrukken, uutdouwen

Exproberen, verwijten

Exprobratie, verwijt, versmading

Ex professo, opentlijk, met voordragt

Expurgeren, suyvren, reynigen

Exquis, exquisit, uutgelesen, nauwkeurig

Ex tempore, uut de vuist, metter haast

Extenderen, uuttrekken, uutbreyden, uutspannen

Extinguëren, uutblussen, dooven

Extirperen, uutroeyen

Extolleren, verheffen

Extorqueren, afperssen

Extorsie, afperssing

Extract, kort begrip, uuttreksel

Extraheren, uuttrekken, in 't kort stellen

Extrajudiceel, buyten Regts-dwang, buyten Dingtalig

Extraordinaris, ongewoon, ongemeen

Extravagand, hoog-loopende, hoog-gaande

Extravageren, hoog-loopen, uut het spoor slaan

Extreem, uutnemende

Extremiteit, uutterste

Exulteren, opspringen, hupplen

Exunderen, overvloeyen, uutvloeyen

Exüe, is een seekre Schatting, die betaalt werd by de Borgers van een Stad, eer sy in een andre Stad mogen vertrekken, anders als met consent, of haar poorter, of Borger-regt mogen ontseggen, volgens Privilegie elke Stad daar van in't bysonder verleent

FA

Fabel, vertelling, verdigtsel, klugt, quak

Fabuleus, beuselagtig

Fabriceren, verçieren, verdigten, timmeren

Fabrijk, Bouw-meester, Roy-meester

Facete, boertig

Facetieux, boertig, boertagtig, geneuglijk

Facil, ligt

Faciliteit, ligtigheid

Faciliteren, het werk verligten

Facit, het slot van de reekening, maakt, doet

Facteur, die de saken van een ander drijvt, Bewindhebber

Factie, 'tsamenrotting

Factieus, oproerig

Faculteit, vermogen, vermogentheid, magt

Facunde, welsprekentheid

Faljeren, missen, gebreeken

Falcidie, afkorting, afsnyding

Falcidia portio, is het vierendeel van de erffenisse dat den Ervgenaam vermag af te trekken die met al te veel Legaten beswaart is

Fallatie, valsheid, bedrieglijkheid

Falsaris, Vals-aart, een bedrieger, die valse Instrumenten maakt

Fameus, berugt, bekent, rugtbaar

Fameus libel, een faamroovend geschrivt

Familiaar, gemeensaam, huisgemeen

Familie, huisgesin

Fantasie, inbeelding, eygensinnigheid

Fantastijk, eygensinnig, bysinnig, vies

Fastidie, walging, zadheid

Fastidiëren, walgen, zad maken

Fataal, nootlottig, nootschik, nootschikkelijk, doodelijk

Fatalien, Ding-dagen, Pleit-dagen

Fatalia appellationum, den tijd binnen de welke men moet appelleren

Fatigatie, vermoeying

Fatige, vermoeytheid

Fatigeren, vermoeyen

Fatsoen, gestalte, form, gedaante

Fatum, Noot-lot, Noot-dwang

Faulte, gebrek, feyl

Faveren, begunstigen, gunstig zijn

Faveur, gunste

Favorabel, gunstig

Favorijt, Gunsteling

Fauteur, Gunst-drager, een Mede-pleger

FE

Feyten, Schriftuyren, inhoudende 't gene men betoonen, ofte bewysen wil

Feliciteit, welvaart, voorspoet, geluk

Femenijn, wijflijk, vrouwelijk

Felonie, ontrouwe, ofte smaatheid

Fenijn, vergift, dood-spijs

Ferien, Vier-dagen, Oorlof-dagen

Festeren, beleefdelijk onthalen

Festinatie, verhaasting

Feudaal, ofte Feodaal, Leen-goed, Leenroerig

FI

Fiat, het geschiede alsoo, 't is goet

Fictie, verçiering, verdigtsel

Fideicommis, erv-beveling, erv-betrouwing, erv-lating over de hand

Fideicommissarius, Ervgenaam met last van overgifte

Fidejussor, Borge

Fidel, getrouw

Fiducie, betrouwing

Figure, gestalte, afbeeltsel, prent

Figurate, beelts-gewijs

Figureren, afbeelden, verbeelden

Fin, einde

Finalijk, eindelijk, glat af

Finesse, vond, loosheid, lift, practijque om yets uut te voeren

Fingeren, verçieren, bootsen

Firmament, Starren-hemel, Uutspansel

Firmeren, vestigen, gestadigen

Fiscaal, Graaflijkheids, ofte Lands Schat-bewaarder, Versorger

Fisce, Lands Schat-kist

FL

Flatteren, pluimstrijken, vleyen

Fleur, bloem, bloeysel

Floreren, bloeyen, welvarende zijn

Florijn, een gulden

Fluctuëren, swerven, swalpen, sukklen

FO

Foly, een blad

Folije, malligheid

Fontein, Bron, Wel

Force, gewelt, magt

Forceren, bemagtigen, verkragten, overweldigen

Forme, vorm, gedaante

Formaliteit, gedaante, gestalte, aanstelling

Formaliseren, tegen aankanten, tegen kanten, opmaken

Formeren, maken, toestellen

Formulier, voorschrivt, leest

Fornicatie, hoerdery, smuyk-min

Fortificatie, sterkmaking

Fortificeren, versterken

Fortresse, Sterkte, Slot, Fort

Fortuyne, geluk, kansse, avontuir

Foveren, koestren, toegedaan zijn, ophouden, aanhangen

Fourneren, verschaffen, opbrengen, overbrengen

FR

Fraude, bedrog, arglist

Frauderen, bedriegen

Frenesie, kranksinnigheid

Frequent, veelvuldig, veelvoudig, vaak

Frequenteren, bewandelen, doorwandelen, by woonen

Frivoil, beuselagtig, leuragtig, slegt

Fructuëux, vrugtbaar

Fruste, te vergeefs

Frusteren, vrugteloos maken, benemen

FU

Fugeren, vlugten, vlieden

Fuge, vlugt

Fugitijff, voorvlugtig, banquerot

Fulmineren, blixemen, rasen, woeden, uutbulderen

Functie, ampt, bediening

Fundament, gront-vest, grond

Fundatie, grondlegging

Funderen, vestigen, vaststellen

Furie, woede, verwoedheid, rasernije

Furieux, dul, rasende woedig

Furneren,verschaffen, opbrengen

GA

Gabelle, Tol

Gage, weder, huirloon, huir, winst, besolding

Gageren, besolden, beloonen

Garanderen, waren, waarborgen, ontheffen, vergoeden

Garant, waarschapen, waarborg, verhaal

Gauderen, verblyden

GE

Gedelegeerden-Regter, een gewesen ende gestelden Regter

Gemineren, verdubblen

Genealogie, Geslagt-tafel, Afkomste, Geslagt-boom

Generaal, gemein, algemein

Generaliteit, Algemeinschap, Land-gemeinschap

Genereus, grootmoedig, edelmoedig

Gentil, edel

Geraffineert, afgevaardigt

Gerequireerde, Verweerder, tegens dewelke eenig versouk gedaan werd

Geste, gebaar, manier van doen

Gesten, geschiedenissen, daden

GL

Glorie, lof, roem, heerlijkheid, luyster

Gloriëren, roemen, verblyden

Glorieus, loflijk, lofrijk, beroemd, heerlijk

Glosse, uutlegging

Glosseren, uutleggen, verklaren

GO

Gouvernement, Bestiering, Plaats-voogdy

Gouverneren, bestieren, beheersen

Gouverneur, Voogt, Land-voogt, Stads-voogt, Ruwaart, Bewinds-man

GR

Graad, trap, lid

Gramatse, vremt gebaar, grille

Grasseeren, straat-schenden, woeden, rooven

Gratie, goetgunstigheid, genade, danksegging, quijtschelding, vergunning, gunst-geving

Gratieus, goetgunstig, lieftallig

Gratuleren, dankseggen, geluk wensen, sig wel belooven

Gravamina, swarigheden, beswaarnissen

Graveren, beswaren, quetsen, in-etsen, insnyden

Graviteit, deftigheid, statigheid

Grieff, hinder, quetsing, schade, swaar, moeylijk

Griffie, Stuk-kamer, Schrijv-kamer, Leypen

Griffier, Hof-schryver

Gros, het gene uut de kladde in 't net gestelt is

Grosseren, in 't net schryven

Großier, Groot-handelaar, Grov-handelaar

 

HA

Habyl, Afgeregt, bequaam, geschikt, behendig, heblijk

Habiliteit, behendigheid, bequaamheid, gaaudadigheid

Habiliteren, bequaam maken

Habijt, Kleed, Kleeding

Habitatie, woonstede, wooning

Habituëren, bekleeden

Hallucinatie, dwaling

Hanteren, bewandelen, omgaan

Harangue, beweeg-reden, vertoog

Harmonie, wel-luydinge, een-stemmigheid, over-een-stemming, t'samen-stemming, soet-luydigheid

Harmonice, t'samen-stemmelijk

Havery, ongeluk, ongeval

Hazard, lot, gevaar, avontuir, kansse

Hazarderen, wagen

Hæres, Ervgenaam, Oir

HE

Hegte, hegtenis, gevankenis

Heraut, Wapen-voogt, Wapen-drager, Wapen-heer, Schilt-voerder

Herederen, erven

Herediteit, erv-goed, erv-deel

Heresie, Kettery, stijfsinnigheid, eensinnigheid

Hermaphroditi, Man-wyven

Heroiq, heldig, heerlik

Heremijt, Kluysenaar, Wout-broeder

HI

Hipocrijt, een veinser, een schijn-heylig

Hipocrisie, geveinstheid, schijnheyligheid

Historie, Geschiedenis, Verhaal, Gedenk-schrivt, Geschigt, Geschigt-briev

HO

Homicidie, doodslag

Homicide, Doodslager

Homilie, Gesprek, Redeneering

Homologeren, goetkennen

Homage, manschap, huld

Honeur, eer

Honorabel, eerlijk, eerbaar

Honoreren, eeren

Horologie, Uyrwerk, Sonnewyser, Wekker

Horreren, verschrikken, afgrysen

Horreur, afschrik

Horribel, schrikkelijk, grouwelijk

Hortatie, vermaning

Horteren, vermanen, aanporren, aanmoedigen, aanmanen

Hospes, Waard, Gasthouder

Hospitaal, Herberg, gasthouding, Gasthuis, gastvry

Hospitaliteit, huisvesting, gastvryheid, herbergsaamheid, waardschap

Hostagie, Pand, Gysel

Hostie, Zeeg-offer

Hostiliteit, vyantschap

HU

Humane, menselijk, beleevt, heus

Humaniteit, beleevtheid, mensheid

Humble, nedrig, demoedig

Humeur, vogt, eygen-aart, sinlijkheid

Humiliteit, nedrigheid, ootmoedigheid

HY

Hymne, Lof-sang

Hypocrise, veinsing

Hypocrijt, Huygelaar, Geveinsde

Hypoteeq, Onderpand, Tegenpand, Grondpand, Vesting

Hypothequeren, vestigen, veronderpanden

JA

Jactantie, beroeming

Jacteren, beroemen

Jacture, verlies, weg-werping

Jalours, belgsiek, belgsugtig, min-yverig

Jalousie, belgsugt, minne-nijt, na-yver, min-yver

ID

Ideen, voorbeeldsels, bewerpsels, ontwerpsels

Idioot, ongeleerde, ongeletterde, weet-niet

IG

Ignobel, onedel

Ignominie, naamschendig, schangvlek, schande, oneer

Ignominiëus, schandelijk, smadelijk, naamschendig, eerloos

Ignorant, weet-niet, weet-loos, onkundig

Ignorantie, onkunde, onwetendheid, onbedagtheid

Ignoreren, onkundig zijn, niet weten

IL

Illaberen, insluypen

Illatie, inbrenging, invoering, besluit

Illatijf, dat ingebragt kan werden

Illegaliteit, oneven-gelijkheid

Illegitime, onwettelijk, bastaart

Illiquide, onklaar, oneffen

Illuderen, bespotten, beguyglen

Illusie, bespotting, beguygling, scherts

Illusoir, bespottelijk

Illustratie, verligting, doorschyning

Illustre, doorlugtig, edel

Illustreren, doorligten, doorheldren, doorlugtigen, verklaren

IM

Image, beeld, gelijkenis

Imaginatio, inbeelding

Imagineren, inbeelden

Imbeciliteit, swakheid, onsterkheid

Imitatie, navolging, nabootsing

Imiteren, navolgen, nadoen

Immediate, onmiddelig

Immediatelijk, eensklaps, sonder middel, onmiddellijk

Immemoriaal, ondankbaar, boven geheugen

Immense, onmetelijk

Immeuble, ontilbaar, onbeweeglijk, onroerend

Immineren, boven 't hoofd hangen, genaken

Immisceren, inmengen, ondermengen

Immobile, ontilbaar, onbeweeglijk

Immoderatie, onmatigheid

Immoderare, onmatig

Immodest, onzedig, ongeschikt, ontugtig

Immodestie, onzedigheid, ontugt

Immutabel, onwisselbaar, onveranderlijk

Immuniteit, onbelastheid, vryheid, vrydom

Impar, oneven, ongelijk, onpaar

Impariteit, onevenheit, onpaarheid

Impartiëren, mededeelen

Impatibel, ongedoogsaam, onlydelijk, onverdraaglijk

Impatient, onlijdsaam, onverduldig

Impatientie, onlijdsaamheid, onverduldigheid, ongedult

Impediëren, verhindren, beletten

Impediment, belet, hindring

Impelleren, aanstouwen, dryven

Imperateur, Keyser, Veldheer, Gebieder

Impereren, gebieden, bevelen, heerschappen

Imperfect, onvolmaakt, onvolkomen

Imperfectie, onvolmaaktheid, onvolkomentheid

Imperiaal, Keyserlijk

Impersoneel, onpersonelijk

Impertinent, ongerijmt, slordelijk, onhebbelijk

Impetrant, verwerver, verkryger, versouker

Impetreren, verwerven, verkrygen

Impetueus, ongestuymig, heftig

Impiëteit, godloosheid, ongodvrugtigheid

Implacabel, onversoenlijk

Impleren, vervullen

Implicatie, invouwing, inwikkeling

Impliqueren, Impliceren, invouwen, inwikklen, bevangen

Imploratie, aanroupinge

Imploreren, aanroupen

Imployeren, siet Employeren

Imponeren, opleggen, bedriegen, te laste leggen

Important, groot, gewigtig

Importantie, gewigtigheid

Importeren, belangen, bedragen

Importuin, overlastig, onbeschoft

Importuneren, overlasten, lastig zijn, dringen

Importuniteit, overlast, dwang

Imposeren, opleggen, lastleggen

Impositie, oplegging, oplage, schatting

Impoßible, onmogelijk

Imposture, bedrog

Impost, Schattinge

Impotent, onmagtig

Impotentie, onmagtigheid, onmagt, onvermogentheid

Imprecatie, toewensing, vlouk, quaatwensing

Impreßie, indrukking, druksel, print-drukking, indruksel, inbeelding

Imprimeren, indrukken, inprinten

Improberen, quaat keuren, quaat agten, wraken

Improbitas, onvroomheid, ondeugt

Imprudent, onwijs, onvoorsigtig

Imprudentie, onwijsheid, onvoorsigtigheid

Impudicq, onkuys, onschamel, oneerbaar

Impugneren, bevegten, bestryden

Impulsie, opstoking, aandryving

Impuniteit, ongestraftheid

Imputatie, wyting, aantyging, toemeting, toereekening

Imputeren, wyten, aantygen, toemeten, toereekenen

IN

Inadvertentie, onbedagtsaamheid, reukeloosheid, agteloosheid, onwetenheid

Inaliënabel, onwandelbaar, onvervreemtbaar

Inartificiaal, onkostig

Inæqualis, onevengelijk

Inæqualitas, ongelijkheid, onevengelijkheid

Incapabel, onvatbaar, begrypeloos, onbevattelijk

Incapaciteit, onvatbaarheid

Incarnatie, Vlees-wording, Mens-wording, Bevleysing, Tijd-schrivt, Tal-schrivt, Tijd-beschryving

Incarceratie, kerkring, gevangenis, hegte, hegtenis

Incarcereren, kerkren, vangen

Incertitude, onsekerheid

Inceste, bloedschande

Incident, inval, voorval, invalling

Incideren, insnyden, opsnyden, voorvallen, tussen vallen, etsen

Incipiëren, beginnen

Incisie, insnyding, doorsnyding, opsnyding

Inciteren, aanporren, opstoken, aanritsen, aanlokken

Incivil, onburgerlijk, onheus, onbeleeft

Inciviliteit, onburgerlijkheid, onheusheid, onbeleeftheid

Inclinatie, toeneyging, neyging

Inclineren, toeneygen, neygen

Incluys, ingesloten, binnen, inegrepen

Inclusive, binnen gerekent

Incognitabel, onbedenkelijk

Incommodatio, ontryving

Incommoditeit, ongelegentheid, ongemak, ongerijv

Incommunicabel, onmededeelbaar

Incommoderen, ontrieven, ongelegentheid maken

Incomparabel, onvergelijkelijk

Incompatibel, onverdraaglijk, onlijdelijk, niet over-een-komende

Incompetent, onbehoorlijk, onwettig, ononderhorig

Incompetenten Regter, ononderhorigen Regter

Incomprehensibel, onbegrypelijk

Inconstant, onstandvastig, wispeltuyrig

Inconstantie, onstandvastigheid, wispeltuyrigheid, ongestadigheid

Incontinenti, datelijk, strak, op staande voet

Inconvenient, ongeval, misval, ongeluk

Incorporatie, inlyving

Incorporeel, onlighamelijk

Incorporeren, inlyven, innemen

Incorrect, onverbetert, gebreekelijk

Incorruptibel, onverderffelijk

Incredibel, ongelooflijk

Incrementum, rysing, aanwassing

Increpatie, bekyving

Increperen, bekyven, buldren

Inculceren, inscherpen

Inculpabel, onstraffelijk

Inculperen, beschuldigen

Inculqueren, instampen, inscherpen

Incumberen, opleggen, opsteunen, aanvordren, voor hebben

Incurabel, ongeneeslijk

Indemneren, schadeloos houden, vry houden

Indemniteit, schadeloosheid, vryhouding

Independens, onverbonden, onafhangig, van niemand afhangende

Independentie, onafhangelijkheid

Indictie, aansegging, oplage, tijd-gebod, aanrading

Indifferent, eenderley, onverscheydelijk, even-eens

Indigentie, behouftigheid

Indignatie, verantwoording, onwaardigheid, euvelneming

Indirect, kroms-weegs, aver-regts

Indiscreet, onbescheyden

Indiscretie, onbescheydenheid

Indispoost, ongestelt, ongesond

Indispositie, ongesteltheid, ongesontheid

Indissolubel, onloffelijk

Individuum, ondeelijk, bysonder

Indole, inbost, aart

Indubitabel, ontwijffelbaar

Induceren, invouren, inleyden, aanraden, wijs-maken, onderwysen

Inductie, aanrading, invouring, invouging, indrang

Indulgentie, gedooging, toelating, vrygeving, verwilliging, lekkre spyssing, aflaat

Industrie, gaauwigheid, wakkerheid, kloukheid, naarstigheid, vernuftigheid

Inegaal, oneffen, ongelijk

Inegaliteit, oneffentheid, ongelijkheid

Ineptie, ongerijmt, onbequaam

Inertie, vadsigheid, luyheid

Inestimabel, onschattelijk, onwaardeerlijk

Inevitabel, onvermydelijk

Inexcusabel, schuldbaar, onverschoonlijk

Inexpert, ongeoeffent

Inexplicabel, onuutleggelijk

Inexpugnabel, onwinbaar, onverwinnelijk

Infaam, eerloos

Infameren, faamrooven, schantvlekken

Infamie, schantvlek, faamrooving

Infantie, kindsheid, onmondigheid

Infect, stinkent, besmet

Infecteren, besmetten

Infereren, invouren, inbrengen

Infesteren, beledigen, bekommeren

Infidel, ontrouw, trouwloos

Infideliteit, ontrouwigheid, trouwloosheid

Infirmiteit, onsterkheid, swakheid, losheid

Inflammatie, ontsteking

Inflatie, opblasing, swelling

Infligatie, aanslaning

Influentie, invloeying

Informatie, kundschap, berigting, bescheid, kennis, invorming, bevorming, verneem-schrivt

Informeren, kennis nemen, kundschap doen, berigten, onderwysen, bevormen

Infortuin, rampspoed, ongeluk

Infracteur, inbreker, overtreder

Infractie, inbreuk

Infringeren, breken

Infructuëus, onvrugtbaar

Infusie, instorting, doorgieting

Ingenieur, Bolwerker, Vest-bouwer, Vernufteling, Sterkt-bouwer

Ingenieus, sin-rijk, verstandelijk

Ingereren, indringen

Ingratitude, ondankbaarheid

Ingredient, immengsel

Ingrediëren, intreden

Ingreßie, intreding, ingang

Inhabil, onbequaam, onabel

Inhabiliteit, onbequaamheid

Inhabitabel, onbewoonlijk

Inhærentie, inhanging

Inhæsie, inhanging, aanhanging

Inhereren, inhangen, inblyven

Inhonest, eerloos, oneerbaar

Inhumaan, onbeleevt

Inimicitie, vyantschap

Iniquiteit, ongeregtigheid, onbillikheid

Iniq, onregtvaardig, onregt, onregtmatig

Injunctie, beveling

Injungeren, toevougen, opleggen

Injurie, ongelijk, onregt, hoon

Injurieren, verongelijken, hoonen

Injuste, onregtvaardigheid, ongeregtheid

Innavigabel, onbevaarlijk

Innocent, schuldeloos, onnoosel

Innocentie, onnooselheid

Innovatie, vernieuwing

Innoveren, vernieuwen

Innumerabel, ontelbaar, ontallijk

Inobedient, ongehoorsaam

Inproviso, onversiens

Inquiëteren, Inquiëtudie, ontrusting, onrust

Inquireren, ondersouken, doorsnuffelen

Inquisitie, ondersouk

Inquisiteur, Ondersouker, Ondersouk-meester, Ketter-meester

Insanabel, ongeneeslijk

Insanie, dolligheid

Insatiabel, onversadelijk

Inscriptie, opschrivt

Inscrutabel, ondoorgrondelijk

Insensibel, ongevoelijk

Inseparabel, onscheydelijk

Insereren, insetten, invougen, inlyven

Insertie, invouging

Inserveren, bedienen, yemand ten dienst staen

Insidie, belaging, schuyl-houk, lift

Insigne, merkelijk, kenteyken

Insimuleren, betigten

Insinuatie, inschryving, te kennen-geving, waarschouwing, verwittiging

Insinueren, indringen, invleyen, inschuyven, tekeken geven, aanmelden, verwittigen

Insisteren, aanstaan, volharden, aanhouden

Insolent, moetwillig, ongewoon, overdadig

Insolentie, moetwilligheid, moetwil, dertelheid

In solidum, gantselijk, geheelijk

Insolvent, onbetalijk, onbetaalbaar

Insolventie, onvermogentheid tot betalen

Inspectie, beschouwing, aanschouwing

Inspectie oculair, besigting, baarblijkelijk, beschouwing

Inspiratie, inblasing, aanblasing, ingeving

Inspireren, inblasen, aanblasen

Instantie, aanhouding, volstandigheid, geduyrigheid, begin

Instauratie, herstelling, opregting, vernieuwing, weer-opregting

Instaureren, opregten, vernieuwen, herstellen

Instigatie, aanstouwing

Instigeren, opstoken, aanstouwen, dryven, ophitsen

Instinct, drivt, ingeving, inblasing

Instituëren, insetten, onderwysen, instellen

Institutie, insetting, onderwysing, instelling

Instructie, onderregting, toeregting, berigt, narigting, onderwijs

Instruëren, onderregten, toeregten, schriftelik bewysen

Instrument, Tuyg, Werk-tuyg, Handeltuyg, Gereetschap, rigting, Handel-tuygschrivt

Integriteit, deegelijkheid, opregtigheid, louterheid

Intellect, vernuft, verstant, kennis

Intelligentie, kuntschap, verstand, kennis

Intemperantie, ongematigtheid

Intenderen, beoogen, voor-hebben, natragten

Intentie, oogwit, oogmerk, opset, voornemen, opsetting

Intenteren, onderstaan, aanleggen, aanwenden

Intercederen, tussen-spreken, bemiddelen

Interceßie, bemiddeling, tussen-komst

Intercipiëren, onderscheppen

Intercideren, verbieden

Interdict, verbod

Interesseren, beschadigen, vernadeelen, verkorten

Interest, schade, nadeel, belang, woukker

Interjectie, inworp, inwerpsel, tussen-stelling

Interinement, gestant-doening

Interineren, gestaden, voor goet keuren

Interlocutie, tussen-spraak, tussen-oordeel, by-vonnisse

Interloqueren, tussen-spreken

Interlocutoire, tussen-oordeel

Interlocutoir-Vonnisse, by-vonnisse

Intermitteren, ophouden, aflaten, verpoosen

Intermißie, aflatinge, verpoosinge, tussen-komst

Interpellatie, inspraak, tussen-spraak, versouk, aanspraak

Interpelleren, inspreken, tussen-spreken, versouken, stuyren, behindren

Interponeren, Interposeren, tussen-stellen

Interpositie, tussen-stelling

Interpretatie, uutlegging, bedied, vertaling, verklaring, vertolking

Interpreteren, uutleggen, verklaren

Interrogatie, ondervraging

Interrogeren, ondervragen

Interrupt, afgebroken

Interruptie, afbreking, tussen-valling

Interval, tussenheid, tussen-val

Interventie, tussen-komst

Interveniëren, tussen-komen

Inthimatie, aankunding, bekend-maaking

Inthimeren, ontbieden, aankundigen

Intimeren, vertsagen, vreese aanjagen

Intituleren, naam-noemen, benamen

Intolerabel, onverdraaglijk

Intoneren, voor-singen

Intractabel, onhandelbaar, bars, onrekkelijk

Intricaat, verwart, verstrikt

Intricatie, verwarring, verstrikking

Intriqueren, verstrikken

Introduceren, invoeren, inleyden, inbrengen

Introductie, inleyding

Intuit, opsigt, aanblik, insigt

Invaderen, aanvallen, invaren

Invalide, onsterk, onbestandig, dat niet bestaan en mag

Invariabel, onveranderlijk

Invasie, aanval, inval

Invectijf, lastering, beschelding, doorstrijking

Inventaris, opschryving van goedren, Inhoud, Staat, Boel-schrivt

Inventariëren, opschryven, beschryven, Boel-beschryven

Inventeren, vinden, uutvinden

Inventeur, Vinder

Inventie, vinding, vond, ervinding

Inversie, omkeering

Inverteren, omkeeren

Investigeren, opspeuren, navorsen

Investiture, instelling

Invincibel, onwinbaar

Inviolabel, onschendbaar

Invitatie, noodiging

Inviteren, aanporren, noodigen

Inundatie, overvloeying, water-oploop

Invocatie, aanrouping

Invoceren, aanroupen, beroupen

Involveren, inwikkelen, inwinden

Involutie, inwikkeling, inwinding, inwenteling, bestrikking

Inutil, onnut

JO

Juncture, vouging, gelid, gewrigt

Journaal, dagelix, Dag-bouk, Dag-register

IR

Iracundie, grampschap

Ironie, schimp-reden, schars, spot-spreuk

Irraisonnabel, onredelijk, onbillik

Irrationaal, onredelijk

Irregulier, ongemeen, ongeschikt

Irreparabel, onverbeterlijk, onvergoedelijk

Irreprehensibel, onberispelijk

Irreverentie, oneerbieding, oneerbiedigheid

Irrevocabel, onwederroupelijk

Irrideren, begekken, belaggen, bespotten, beschimpen

Irriteren, tergen

IS

Isagoge, Inleydinge

Issue, uutgang, uutkomst, uutgang-regt

IT

Item, desgelijks, insgelijks, soo ook

Iteratie, hervatting

Iteratijf, meermaals

Itereren, hervatten, herhalen

JU

Jubilee, Luyt-jaar, Juyg-jaar

Jubileren, verheugen, juygen

Judicatuyre, Vonnis, Regts-pleging

Judiceren, oordeelen, Regten, wysen

Judiciaal, geregtelijk, regtsprekelijk

Juge, Regter

Jugement, Oordeel, Regt

Jugeren, regten, oordeelen

Juncture, vouging, lit

Juramentum, Eed

Juratoir, by eede

Cautie juratoir, Borgtogte, ende belofte by eede van 'tGewijsde te voldoen, ende sijn Persoon, of Goedren niet te versteken, of te vervremden

Jurisprudentie, Regts-kunde

Jureren, sweeren

Jurisdictie, Regts-dwang, Regts-gebied, Regts-magt, Regts-ban

Jurisconsulte, Jurist, Regts-geleerde

Jus Reale, Beheering

Jus Personale, Inschuld

Jus Gentium, Volker-wet, Volker-regt

Jus Civile, Burger-wet, Burger-regt

Jus Publicum, Gemeene Land-wet

Jus Privatum, Bysonder Burger-regts-wet

Jus Succedendi, ab intestato, Versterv-regt

Jus Posseßionis, Besit-regt

Justicieren, , Geregts-dienaars, Rigtren

Justicier, Regter

Justitie, Geregt, Geregtigheid, Regtvaardigheid

Justificatie, regtvaardigmaking, regtvaardiging

Justificeren, ontschuldigen, vry-spreken

Juveren, helpen

Juweelen, Kleynodien

LA

Labeur, arbeid

Laboreren, Labeuren, arbeyden

Laborieus, arbeydig, arbeidsaam

Labyrint, Dool-hof

Laceratie, verscheuring

Lacereren, verscheuren

Lachrimeren, weenen, schreyen

Lakey, navolger, Loop-jongen

Lamentatie, gekarm, jammer-klagt, weeklaging

Lamenteren, karmen, jammeren, weeklagen

Laps, verloop van tijd

Large, rijkelijk, breed

Lascif, geil, wulps, brood-dronken, dartel

Lasciviteit, geilheid, brood-dronkentheid

Latiteren, weg-schuylen, sig t'souken maken, schuylen

Latitude, wijtte, breette

Latus, Zijde

Lauderen, loven

Laxatie, losing, lossing

Laxeren, losen, lossen, openen

LE

Lectie, lesing, Les, Text

Lecture, lesing

Læderen, quetsen

Legaal, wettig, wettelijk

Legaat, Afgesand, ervmaking, making, Heeren Bode

Legataris, Ervdeeler, Making-beurder

Legateren, bespreken, maken

Legatie, afsending, besending, ervmaking, gesantschap

Legende, Verhaal, Vertelling

Legioen, Krijgs-heir

Legislateur, Wet-gever

Legitimatie, bewettiging

Legitime, wettig

Legitime portie, Wettig gedeelte, Kinds-gedeelte, dat is, in vijf, of meer, de helft, ende in minder als vijf, het derde part, van 't geen sy andersins souden hebben geervt

Legitimeren, bewettigen

Læsie, quetsing

Læsæ Majesteit, Hoogste-magt-schending

Leviteit, ligtvaardigheid

LI

Lias, snoer

Liasseren, snoeren, aanrygen

Libel, Geschrivt, Aanschrivt, Pleit-geschrivt

Liberaal, mild, gulhertig, vrymoedig, gulhertigheid, openhartig

Liber, los, vry

Liberaliteit, miltheid, miltdadigheid

Libereren, verlossen, vry maken

Liberteit, vryheid

Libertijn, Vry-geest, Vry-gemaakte knegt

Licent, Verlof-gelt, geoorloft

Licentiaat, gehengde, toegelaten

Licentie, verlof, toelating, vrygeving, vry-spraak, oorlof

Licentiëren, toelaten, vry-geven, gehengen

Lieutenant, Stedehouder

Ligue, verbinding, verbond

Limitatie, bepaling

Limite, afpaling

Limiten, Landpalen, Landscheydingen

Limiteren, bepalen

Linea, lijn, afkomst, regel

Linie-regt, regel-regt

Liquidatie, afreekening, effening

Liquide, week, effen, klaar, blood, plat-uut, het gene sonder moeyten te reekenen is

Liquideren, week maken, afreekenen, effenen

Litigeren, krakeelen, pleyten, twisten

Litigieus, krakeelig, Dingtalig

Litiscontestatie, Regts-pleging

Litiscontesteren, Regts-plegen

Litispendentie, Twisthanging, Pleithanging

LO

Locaal, plaatselijk

Locatie, verhuyring

Locupleteren, verrijken

Logeren, huisvesten, herbergen, t'huis-leggen

Logijs, Huisvesting, Herberg

Lombard, Leen-tafel-houder, Tafel-houder, Pantbeleener, Bank van Leening

Longitude, lengte

Loy, Wet

Loyaal, wettelijk

LU

Lubriq, flibberig, glad

Lucteren, worstelen

Luxurie, geilheid, onkuisheid

Luxurieus, geil, weeldrig

Luytenant, Stedehouder, die in yemands plaats gestelt is

MA

 

Machinate, quaatstoking

Machineren, quaat stoken, quaat brouwen, berokkenen

Maculature, klad-papier, scheur-papier, ommeslag

Maculeren, bevlekken, bekladden

Magazijn, Voorraad-schuir, Pak-huis

Magie, Tover-konst, Geest-handel, Tover-kunde

Magistraat, Overheid, Overheer

Magnanime, grootmoedig, groothertig, edelmoedig

Magneet, Noord-steen, Zeil-steen

Magnificentie, Heerlijkheid, Pragt, Grootdadigheid

Magnificq, heerlijk, grootdadig, groots

Magnitude, grootheid

Majesteit, Hoogheid, Hoogmagtigheid, Mogentheid

Mainteneren, handhaven

Maintenue, handhaving

Malefidei, ter quader trouwe

Malcontent, ongenougtn t'onvreden

Maledictie, vlouk, quaat-spreken, lastring

Malevolentie, quaatwilligheid

Malheur, ongeval, ramp

Malheureux, rampspoedig, ongelukkig

Malitie, boosheid, quaatheid

Maligniteit, boosaardigheid

Manciperen, eygen geven, vereygenen

Mandaat, bevel, last

Mandans, Bevel-gever

Mandataris, Bevel-hebber

Mandament, Bevel, Beveling, Daag-ceel

Manier, wyse, zede

Manifacture, handwerksel

Manifest, openbaar, verklaring

Manifesteren, openbaren, verklaren

Manquement, onbreking

Manqueren, ontbreken, in gebreke blijven

Mansuetude, sagtmoedigheid

Manuaal, handbouk, handdouk, handsaam

Maquerelle, Koppelaarster

Marcheeren, aantrekken, aantreden, streven

Marge, kant, blad-rand, boort

Mariage, Huwlijk

Marquis, Markgraaf

Masque, mom-aansigt, grijns

Masqueren, vermommen, mommen

Massacre, moort, moordery

Massacreren, vermoorden, moorden

Masse, klomp

Massif, digt, hegt, vast, louter

Materiaal, stoffelijk

Materie, stof, sake, etter

Maternel, moederlijk, van 's moeders lyve

Matrimonie, Huwlijk, Egt, Moeders-goed

Matrone, Huis-moeder, eerlijke Vrouw

Matteren, moede maken

Maturiteit, rijpheid

Maxime, Grond-regel, grond

ME

Mechanice, werkelijk

Mechanicq, Ambagts-man, Hand-werker, vuyg, karig, vrek, hoetelagtig

Mechaniseren, hoetelen, handwerken

Medalie, Pronk-stuk, Pot-penning

Medicijn, Artz

Medicijne, Genees-middel, Genees-kunde

Medicinaal, heelsaam

Mediateur, Middelaar

Mediatie, bemiddeling

Medicamente, Genees-kruyden, Genees-middelen, Artzeny

Medicineren, genesen, heelen

Mediëren, middelen

Mediocre, middelmatig, middelbaar

Meditatie, betragting, besinning, overleg

Mediteren, betragten, overwegen, besinnen

Melancolijcq, swaarmoedig, swartgallig

Melancolie, Swaarbloedigheid, Swaarmoedigheid, Swartgalligheid

Melodie, soet geluyt, soetluydigheid, sang-gequeel

Melodieus, soet luydig

Membrane, vlies

Membrum, Lid

Memoriabel, gedenkwaardig

Memoriaal, Gedenk-bouk, Klad-bouk

Menage, huis-raad, huis-houding, huis-gesin, ralijkheid, huislijkheid

Menageren, huis-houden, met omsigt ende maat gebruyken, suynig zijn

Meneen, treken

Mensure, maat, maatslag, roe-tale

Mentie, meldinge, gewag

Mentioneren, melden, gewagen

Merite, verdienst

Meschant, snoot

Mescontent, onvernougt, misnougt

Mescontentement, ongenougsaamheid, misnouging

Mescontenteren, misnougen

Mesus, misbruik, versuim

Metaal, Berg-werk, Gout-mengsel

Metropool, Hooft-stadt

Meubelen, Tilbare goederen, Inboel, Roerende goederen

MI

Mignon, Troetel-kind

Migreren, verhuysen

Militair, oorloogs

Militeren, tegenstryden, stryden

Militie, Oorlog

Millioen, tien hondert duysent, hondert-duysentig

Mimesis, na-aping

Minoriteit, minder-jarigheid, onmondigheid

Ministerie, bediening, dienst

Minister, Dienaar

Minuyte, Bewerp, Voorschrivt, Kladde, minderling

Minuteren, ontwerpen

Mirakel, Wonderwerk, Wonderdaad

Miscontentement, ongenougen, misnouging

Miscontenteren, misnougen

Mise, onkoste, uutgifte

Miserabel, ellendig, deerlijk, jammerlijk

Miseratie, erbarming, deernis

Misereri, ontfermen, erbarmen

Miserie, ellende, jammer, deerlijkheid, jammerlijkheid, ellendigheid

Miserecorde, barmhertigheid

Mißive, send-briev

Misterie, verborgentheid

Mitigatie, versagting

Mitigeren, versagten

Mixte, gemengt

Mijne, gelaadt

MO

Mobile, mobilair, roerlijk, beweeglijk

Mode, wyse

Model, voorbeeld, bewerp, schets, ontwerp, toonbeeld

Moderateur, Middelaar, tussen-spraak

Moderatie, bemiddeling, matiging

Modereren, Middelen, matigen

Moderne, hedendaagse

Modest, zedig

Modestie, zedigheid

Modificatie, matiging, bemiddeling

Mol, zagt, murw

Molest, overlast, lastigheid, verveling, quelling

Molesteren, overlasten, lastig zijn, moeyelijk vallen, quellen

Moliëren, vroeten, stigten, aanregten, betragten

Moment, oogenblik

Momus, Spotter, Nydiger

Monarch, Vorst, Overheer

Monarchie, Eens-regeering, Alleen-heersing

Monitie, vermaning

Monopolie, voorkoop, opkoop, inkoop

Monopoliëren, verkoopen, opkoopen

Monstrantie, vertooning

Monsteren, toonen, pronken

Monster, Ondier, Misgeboort, Wanschepsel, Schrikdier, Gedrogt, staal, toonsel, prouve

Monstreus, wanschapig

Monteren, opklimmen, bedragen, toerusten

Monument, Gedenk-teyken, Graf

Moraal, zedelijk, zedig

Morose, korsel, quaat

Morositeit, korselheid, quaatheid

Mort, Dood

Mortaliteit, sterffelijkheid

Mortaal, doodelijk, sterffelijk

Mortificatie, dooding

Mortificeren, dooden, uutdoen, te niet doen

Motie, roering, beweeging

Motijf, beweegsel, beweegreden, grond-oorsaak

Movement, roering, beweging

Moveren, roeren, bewegen

MU

Mulcteren, boeten, straffen

Mulcte, boete, geld-boete

Multiplicatie, vermenigvulding, veelvouding

Multipliceren, vermenigvuldigen

Multitude, menigte, veelheid

Munderen, reynigen, suyveren

Municipaal, plaatselijk

Muniëren, sterken, bewaren, beschermen

Muniment, bevesting, beweering, bescheid dienende tot beweering van yemands regt

Munitie, rusting

Murmuratie, morring

Murmureren, knorren, morren

Mutatie, verandring, wisseling

Muteren, wisselen, verandren

Mutilatie, verminking

Mutileren, verminken

Mutinatie, oproer, muytery

Mutineren, oproer-maken, muyten

Mutueel, onderling, over ende weer

MY

Mysterie, verholentheid, verborgentheid, geheymenis

NA

Namptissement, hand-vulling, te bordbrenging, opbrenging

Namptiseren, hand-vullen, te borde brengen, opschieten

Narratie, vertelling

Narratijf, verhalig, het gene men in de Requeste, ofte Conclusie tot sijn bewijs-reden neemt

Narreren, vertellen, verhalen

Natie, Volk, Land-volk, Geboortselen, Inboorlingen

Nativiteit, geboorte

Natuirlijk, opregt geboren

Natuirlijk-kind, Speel-kind

NE

Necessarie, noodig, nootwendig, nootsakelijk

Neceßiteit, nootwendigheid, nootsakelijkheid

Negatie, loogening, ontkenning, beneeming

Negatijf, ontkennelijk

Negeren, loochenen, ontkennen, beneemen

Negligent, versuymig, onagtsaam, agteloos

Negligentie, versuim, verwaarloosing, agteloosheid, onagtsaamheid

Negligeren, versuymen, verwaarloosen, veronagtsamen

Negotiant, Handelaar, Koopman

Negotiëren, handelen, handel-dryven, verhandelen

Nepotes, Neptes, Kinds-kindren, Naarkomelingen

Neuter, Neutraal, onzydig, geenderley

Neutraliteit, onzeydigheid

NI

Nihil, niets, niet-met-al, niets ter wereld

NO

Nobel, edel

Nobiliteren, veredelen, edel maken

Noblesse, Edeldom, Adel

Nomber, getal

Nominatie, noeming

Nomineren, noemen

Norme, zegel, maat, voorbeeld, regel

Nota, merk-teeken, tal-letter

Notabel, merkelijk, aansienlijk

Notaris, Beampte-schryver, Bond-schryver

Notatie, beteekening

Note, teyken, merk, kenteyken

Noteren, aanteykenen, letten

Notificeren, doen weten, bekent-maken

Notitie, aanteykening, kundschap

Notoir, kennelijk, kenbaar

Notule, Merk-ceel, Teyken-schrivt

De Novo, op nieuw

Novatie, vernieuwing

Noviteit, nieuwigheid

Nouvelles, nieuwigheden

NU

Nul, niets

Nulliteit, nietigheid, wesentlijk versuim

OB

Obedient, onderdanig

Obedientie, onderdanigheid, gehoorsaamheid

Object, voorwerp, grond

Objecteren, voorwerpen

Obiter, ter loop, in 't voorby gaan

Objiciëren, voorwerpen, tegenwerpen

Oblatie, Offerhande, Offer, Aanbieding, Opdragt

Oblectatie, verlusting, vermaak, verheuging

Oblecteren, verlusten

Obligatie, Verband, Verbinding, Schult-kennis, Schult-briev, Verbintenis, Hand-schrivt, Bond-schrivt, Verpligt-schrivt

Obligeren, verbinden, verpligten

Oblique, scheef

Obreptie, insluyping

Obreptijf, ter sluip

Obscuir, duyster, donker

Obscureren, verdonkren

Obsecratie, smeeking

Obsecreren, smeeken, bidden

Observantie, Observatie, waarneming, gebruik, gewoonte, geslaging, opmerking, eerbiedigheid

Observeren, waarnemen, geslaan, aanmerken

Obstacule, verhindring, hinderpaal, hinder

Obsteren, in de weeg staan, verhindren, tegen staan

Obstantie, halstarrigheid, hartnekkigheid, krygelheid

Obstinaat, hartnekkig, halstarrig

Obtineren, verwerven, behouden, verkrygen

Obtrectatie, lastring

Obveniëren, te gemoed komen, verhoeden

OC

Occasie, gelegentheid, voor-val

Occident, West, ondergank

Occidentaal, westwaarts, westers

Occulte, verborgen

Occulteren, verbergen

Occupatie, inneming, voorkoming, ontlediging, besigheid, bekommering

Occuperen, innemen, ontledigen, besig zijn

Occurentie, ontmoeting

Octroy, Verleening, Vergunning, Gunst, Verlof, Gunst-briev

Octroyeren, verleenen, vergunnen

Oculair, oogschijnlijk, schijnbaarlijk, sigtbaar

OD

Odieux, hatelijk

OE

Oeconomie, Huis-houding, huis-houw-kunde

OF

Offenceren, beledigen, leed-doen, quetsen, beschadigen, verongelijken

Offensie, leed, belediging, quetsing

Offensif, beschadigende

Offereren, aanbieden, toedienen

Offer, aanbieding

Officie, Ampt, pligt

Officie, Ampt-man, Amptenaar

OM

Ombrage, Ombre, schaduwe, agterdenken, argwaan

Ombrageren, beschaduwen, overschaduwen

Ombrageux, schaduwig, agterdogtig

Omißie, overslaning, nalating

Omitteren, overslaan, nalaten

Omnipotent, Almogende

Omnipotentie, Almogentheid, Almagtigheid

Omniscientie, Alwetentheid

ON

Onereren, belasten, laden, overlasten, overladen, pak op leggen

OP

Operateur, Werk-meester

Operatie, werking

Opereren, werken

Opereux, arbeitsaam, werkelijk, groot, swaar

Opificie, hand-bagt, ambagt, hand-werk

Opinatie, waning

Opinie, waan, meyning, drift

Opiniëren, wanen, meynen

Opiniatre, stijfzinnig, krigel

Opiniatreren, onversettelijk brieven

Opinieux, verwaant

Opposant, Opponent, Verweerder, Tegenstrever

Opposeren, Opponeren, tegen-stellen, tegen-setten, weder-staan

Oppositie, tegen-stelling, weder-stant, tegen-weer, tegen-stel

Oppresseren, verdrukken, onder-drukken

Oppreßie, verdrukking

Oppugneren, bevegten, bestryden

Optie, keur, kiesing

Opulent, rijk

Opulentie, rijkheid, rijkdom, overvloed

OR

Oracul, Hemel-spraak, Hoed-spraak, God-spraak, Vraag-baak

Orateur, Redenaar

Oratie, Reden, Vertoog, Redeneering, Redening, Gebed

Ordinantie, geschiktheid, schikking

Ordinaris, gewoonlijk

Ordineren, beschikken

Ordonnantie, insetting, keure, schikking, bevel

Ordonneren, schikken, instellen, wille-keuren

Ordre, schikking, orde, stel, bestel

Oreren, reden-voeren

Oriential, van Oosten, Oostwaarts, opregt van 't beste

Origineel, oorspronkelijk, het principale en eerste schrivt

Ornament, verçiering, gesmijde

Orneren, verçieren, optoyen

Orthodox, Regt-geloovig, Regtsinnig

OS

Ostage, pand, gyseling

Ostagier, Gyselaar

Ostenderen, vertoonen

Ostentatie, beroeming, pocching, snorking

Ostenderen, brallen, pocchen, beroemen, stoffen

OT

Otieux, ledig, ydel

PA

Pacifiq, vredig, vreedsaam

Pacificatie, bevrediging, vredemaking

Pacifisceren, verdragen, bevredigen, over-een-dragen

Pacta antenuptialia, Huwlijxse Voorwaarden

Pagadoor, Betaals-heer, Penning-meester

Pagie, zyde, zy-dienaar, zijd-ganger

Payement, brokkel-gelt, klein-geld

Paisibel, vreedzaam

Paix, vrede

Palais, Prinçen-hof

Palinode, wederrouping

Palpabel, tastbaar

Palustre, brouk-land, moras

Parabel, gelijkenis, sinnebeeld

Parade, op-tooysel, op-pronking, glimp-vertooning

Paradox, Wonder-spreuk, Wonder-rede, ongemeen

Parœmia, spreek-woord

Paragon, puyk, uutsteekend

Paragraphe, beschryving, onderschryving, afdeyling

Paraphe, merk

Parapheren, merken, teykenen

Paraphrase, Uutbreyding

Parate executie, schielijke Regts-vordring, sonder uutstel

Pardon, Vergiffenis

Pardonneren, vergeven

Pareil, effen, gelijk

Parenthese, inworp, tussen-reden, inreding, tussen-stelling, invlying, insetting

Pareren, çieren, op-pronken, tooyen, gehoorsamen

Pareersel, op-pronking, çiersel, tooysel

Parfumeren, berooken, doorlugten

Paritas, evenheid

Parlement, Raad-hof, Pleit-hof, Geregts-hof

Parlementen, buldren, tieren

Parlementeren, t'samen-spreken, handelen van overgifte van Steden, of Sterken

Parochie, Karspel, Wijk

Parochiaan, Karspel-Paap

Parricida, Vader, Moeder, Broeder, Suster, ofte Kinder-moorder

Partage, deeling

Partisaan, medestander

Partiaal, zydig, eenzydig

Participatie, mede-deeling, mede-genieting

Participant, Deel-hebber, Deelagtig, Deel-genoot

Participeren, mede-deelen

Partije, weder-deel, Tegen-dinger, deel

Partitie, verdeeling, deeling

Particulier, bysonder, afgedeelt, stuks-wijs

Particulariteit, bysonderheid, naarder berigt

Party advers, Tegen-dinger

Partyschap, zydigheid

Partuer, gade, weerga

Pasquil, Schimp-schrivt, Steek-schrivt, Schot-schrivt, Schimp-digt

Passade, reys-gelt

Passage, weg, door-gang, door-weg

Passagier, Reyser

Passato, van den verloopen, voor den voorleden maant

Passeren, doorgaan, voorby gaan, verlyden, overtreffen

Passeport, Vry-briev, Vry-reis-briev, Vry-geley-briev

Paßijf, lydende

Paßie, lyding, sugt, drift, verrukking, ingenomenheid, lydigheid, harts-togt

Paßioneren, verrukken, innemen

Paßiones, harts-togten, genegentheden

Pastoor, Harder, Phar-heer, Kerk-heer, Preeker

Pastorije, Phar, Harder-staat, Kerk-meesterschap

Patent, open-briev

Paternel, vaderlijk

Patient, lyder, siek

Patienteren, lyden, dulden, gedoogen

Patientie, gedult, lijdsaamheid

Patria, Vaderland

Patriarch, Opper-vader, Aarts-vader

Patrimonie, Vaders-erv, Vaders-goed

Patrimoniaal, erfaftig

Patrimoniale-goedren, Vry ervgoedren, Erv-have

Patriot, Vaderlander, Liefhebber van 't Vaderland

Patronage, Patronaatschap, Huishouderschap, Huisvaderschap

Jus Patronatus, Preuve, Præbende, Priesterlijke inkomst

Patroon, Voorstander, Huis-vader, voorbeeld

Patronaatschap, Priesterlijk inkomen

Patrocineren, voorstaan, verdedigen

Paveljoen, Tente, Veld-tente

Pauseren, verpoosen, rusten

Payement, betaling

Pays, Pax, Vrede

PE

Pecceren, sondigen, misdoen

Pecunieel, geldelijk

Pedagoge, Tugtmeester, Leermeester, Huislijk Leermeester

Pedanterie, kinder-werk, leurerije

Peyne, breuke, straffe

Pellegrimage, Beevaart

Pellegrim, Beevaart-reyser

Pene, straf

Penetreren, door-dringen

Penetentie, berouw, leetschap, leetwesen

Peniteren, berouw hebben

Pensioen, huirloon, loon, wedde, een Jaarlijxe gifte

Pensionaris, Loon-trekker, Stads-raadgever, Raads-man, Loontrekkend raadsman

Perse, door hemselven, uut hemselven

Per accidens, by geval

Percento, ten hondert

Percipiëren, ontfangen, vatten, begrypen

Perdurabel, geduerig

Peregrinatie, Reyse, Land-reyse

Peremptoir, uuteindig, uutvoerlijk

Perfect, volmaakt

Perfectie, volmaaktheid

Perfidie, ontrouw, trouwloosheid

Peregrinatie, uutlandigheid

Perijkel, gevaar, noot

Pericliteren, wagen, bestaan

Preimeren, dooden, te niet doen, uut doen

Periode, Punt, Stip, Omloop, Volsin, Uutgang, Lid, Vollooping

Periphrasis, Omspraak

Perjurie, eedbreking

Permanent, vast, bestandig

Permanentie, verblyventheid

Permißie, toelating, verlof

Permoveren, beroeren

Permitteren, toelaten

Permutatie, wisseling, mangeling

Permuteren, wisselen, manglen

Pernitieux, schadelijk, verderffelijk

Peroreren, sluit-reden, reden-sluyten

Peroratie, besluyting

Perpetreren, bedryven

Perpetuël, altyd-duyrend, eeuwig

Perplex, verbaast, radeloos, bedremmelt, beteutert

Perplexiteit, verbaastheid, radeloosheid, bedremmeltheid

Persecuteren, vervolgen

Persecutie, vervolging

Perseverantie, volherding, volstanding

Persevereren, volherden

Persisteren, aanhouden, by-blyven

Personagie, Rol-speelder, Kamer-speelder

Personeel, hooft voor hooft

Personele actie, opspraak-regt

Personen, Lieden, Luyden

Perspective, doorschouwing, doorsigtig

Perspicuitas, duydelijkheid

Perstringeren, bedwingen

Persuaderen, vroed-maken, aanraden, over-reden

Persuasie, vroed-making, aanrading, over-reding

Pertinent, behoorlijk, na den eis

Pertinentie, geschiktheid, beschikkelijkheid

Perturbatie, beroering, verstoring

Perturberen, beroeren, verstoren

Pervers, verkeert

Perverteren, verkeeren, omkeeren

Peter, Doop-heffer

Petit, klein

Petitie, begeerte, eis

Petitoir, saaks-eygen, vervolglijk

Petitoire actie, een saak die in den grond ende ten principalen vervolgt moet werden

Petulant, dartel, brood-dronken

Peupel, Volk, Gespuis, 't Graauw

PH

Phantasia, inbeelding

Phantasmata, voorbeeldsels, spoken

Philosooph, Wijs-gierig, Wijs-sugtig, Wijs-gier

Philosophie, Wijs-geerigheid, Wijsheid, Wijs-gierigheid, Wijs-wording, Wijsheid-sugt, Wijs-geerte

PI

Picant, steekelijk, scherp, spits, steekagtig, neetelig

Piqueren, steeken, yemand hatig zijn

Piraat, Zee-roover

PL

Placcaat, Plak-ceel, Plak-schrivt, Bevel

Placcaten, Bevelen

Plain, effen, gelijk

Plainte, klagte

Plaisant, lustig, vrolijk

Plaisier, lust, vrolijkheid, vreugt, vermaak

Planeet, Zweef-star, Dwaal-star

Planeren, schaven, effenen, slegten

Planum, plat

Plauderen, hand-klappen

Plebeus, Plebaan, een man van geringe soorte, een Platter

Plenipotentie, Volmagt

Plenipotentiaris, Volmagtig, Volmagtigde

Plenitude, volheid

Pleydoy, Geding, Ding-taal

Pluraliteit, meerderheid

PO

Pœna, straf, misdaad

Poinct, punt, stip, verhandel-stuk

Police van Assurantie, verseeker-briev

Politijcq, burgerlijk

Politie, Burgerschap, Burgerlijke Regeering, Burgerstant

Polijt, net, beschaaft, geslepen

Poligamie, Veel-wijfschap

Poliz, Verseeker-briev

Pollicitatie, belofte

Pompe, stacy, pragt

Pompeux, pragtig

Pondereren, overwegen

Pontificaal, Pauselijk, Priesterlijk

Populair, gemeensaam, slegtagtig, volkig

Populeus, volk-rijk

Portie, deel, gedeelte

Poseren, setten, stellen

Positie, stelling, stand

Positijf, gestelt, stellig, 'tgene men behoord te setten, ofte waardig gestelt te worden

Poßideren, besitten

Possesseur, Besitter

Possessoir, besittelijk, regt om te besitten

Posseßie, besit

Poßibel, mogelijk

Posteriteit, Nakomelingschap, Afkomste

Postuir, stal, gestalte

Postulata, begeerten, eissen, vereissingen

Postulatie, af-eissing, afvordring

Postuleren, af-eissen, eissen, afvordren

Posthumus, ofte Postmis, een Kind dat na de dood van sijn Vader geboren werd

Potent, magtig, vermogend

Potentaat, Geweld-heer

Potentie, vermogen, magt

Pousseren, aanstouwen, aandryven

PR

Practijk, bewerking, handel-greep, onderwind, handhaving

Practizijn, Bewerker, Uutwerker, Regts-oeffener

Premie, belooning, prysing

Preparatie, bereitsel, voorbereyding

Prepositie, voorsetsel

Præses, Præsident, Voorzitter, Hoofd

Praxis, daad, doening, oeffening

Prealable, voor-al, eerst

Prebende, prove, inkomste, priesterlijk inkomen

Precedent, voorgaande

Precederen, voorgaan

Precario, ter bede

Precelleren, te boven gaan, uut muyten, overtreffen

Precept, gebod

Preceptor, Meester

Preceptie, bevel, beveling

Precipitatie, overyling, verhaasting

Precipiteren, overylen, neerstorten, verhaasten

Precijs, juist, stip

Predecesseur, Voorganger, Voorzaat

Predestinatie, Voorschikking, Voorbestemming, Voorbeschikking

Predestineren, voorschikken

Predicant, Voor-Leeraar, Uutrouper, Preeker

Predicatie, Voor-leering, Leer-reden, Preeken, Verkondiging

Predictie, voorsegging

Preëminentie, uutsteekentheid, voortreffelijkheid, uutsteek

Presatie, Voor-reden

Preferentie, voor-deel, voor-deeling, voor-trekking

Prefereren, voor-deelen, voor-trekken, meer-agten, voor een ander gaan, de voor-keur geven

Prefigeren, voor-bestemmen

Prefixie, voor-bestemming

Pregnant, dringende

Prejuditie, nadeel, vervoordeeling, agterdeel, vooroordeel

Prejudiceren, beschadigen, vervoordeelen

Prelaat, Kerk-voogt

Prelature, Kerk-voogdy

Prelegateren, voor-uut-maken

Prælegatum, voor-uut-making

Prematuir, onrijp, ontydig

Premie, wedde, loon, prijs, vereering, verseekert geld

Premissen, voorsendingen, het gene voor henen gaat

Premitteren, voorsenden, voor heen senden, voor-af-senden

Preoccupatie, voorkoming, voor-opneming, voor-inneming

Preparatie, toebereyding, voorbereyding, gereetschap, bereidsel

Preparatoir, toebereydelijk, by voor-raad

Prepareren, toebereyden, voorbereyden

Prepostere, verkeert, het agterste voor

Preposteratie, verkeert-doening

Prerogatijf, voordeel, voor-regt

Presbyter, Ouderling, Priester

Prescientie, voorwetenschap, voorwetentheid

Prescriberen, voor-schryven, verjaren

Prescriptie, verjaring, bevel, voor-schryving

Present, tegenwoordig, een Geschenk

Presentatie, aanbieding, overboding

Presenteren, aanbieden, overbodig zijn

Presentie, tegenwoordigheid

Preservatie, behoeding, verhoeding, bewaring

Preservatijf, verhoedig, bewarend

Preserveren, behoeden, behouden, beschutten

Preses, Voorsitter, Opperste

President, Voorsitter, Raads-hooftman

Presidentie, voorsitting

Presideren, voorsitten

Prestantie, overtreffing

Presteren, betoonen, te weeg brengen, volvoeren, goed doen

Presumeren, vermoeden, wanen

Presumptie, vermoeden, waan, laatdunkentheid

Presumptueux, verwaand, vermetende, laatdunkend

Presupponeren, vast stellen, voor heen bedingen, voor-onder-stellen

Presuppositie, vast-stelling, voor-beding, voor-onder-stelling

Prætenderen, eissen, voorwenden, afvordren, regt-wanen

Pretentie, eis, afvordring, voorwending, regtswaan

Preteriëren, voor-by-gaan

Pretext, dexsel, voorwending tot een schijn, tot een dek-mantel

Pretieux, kostelijk, dierbaar

Prevaleren, overtreffen, te boven gaan

Prevaricatie, overtreding, te buytenganing, vergryping

Preveniëren, voorkomen

Preventie, voorkoming

Prevoost, Zede-straffer, Tugt-voogt, Tugt-meester, Drost, Geweldige

Preuve, prouve, bewijs. Item, geestelijk innekomen

Primaat, Opper-kerk-voogt, eerstheid

Primo, den eersten

Primogeniture, Eerstgeborenschap

Prins, Prince, Vorst, Voogt, Hog. Overheid

Principaal, voorneemste, voornaamste, saakwellig, self schuldig

Principie, beginsel

Prisatie, waardering

Priseren, waarderen, schatten

Privaat, afgesondert, bysonder

Privatie, ontneming, ontbeering, berooving

Prive, bysonder

Priveren, ontnemen, ontsetten, beroven

Privilegie, Voor-regt, Hand-vest

Pro contant, voor gereed geld

Pro Anno, voor een Jaar

Probabel, bewyselijk, waarschijnlijk

Probatie, beprouving, bewysing, prouf, prouving

Proberen, beprouven, bewysen, waar-maken

Probleme, Leer-beeld, Vraag-stuk, Werk-stuk, Vertoog, Voor-stel

Procederen, voortgaan, voortvaren, dingen, pleyten, bevordren

Procederende Personen, Ding-luyden

Procedure, voorgang, Dingtaal, Pleithandel, bepleyting

Proces, Geding

Proceßie, Ommegang

Proclamatie, uutroup

Proclameren, uutroupen

Procreatie, teeling, voorteeling

Procreëren, teelen, voort-teelen

Procuratie, voorsorg, Volmagt, Last

Procuratie ad lites, Volmagt om een Proces te vervolgen

Procuratie ad negotia, Volmagt om eenige saken te beschikken

Procurator, Gemagtigde

Procureren, versorgen, voor-sorgen

Procureur, Versorger, Pleit-besorger, Volmagt, Taalman, Gevolmagtigde, Voorsorger

Procureur Generaal, Algemeen Versorger, Gemeent-versorger

Prodige, deurbrenger, quistgoed

Prodigaliteit, quisting

Prodigeren, verquisten

Prodigeus, wanschapen, wonderbaarlijk

Productie, voortbrenging

Product, uutbreng, uutkomst, uutgebraakte

Profaan, onheylig, werelts, godloos, ongods-dienstig

Profaneren, ontheyligen, ontwijen

Profereren, uutspreken, uutten, voortbrengen

Profeßie, Belydenisse, voorgeving, Ampt, aangenomen Dienst

Professor, Hooft-Leeraar, Opper-Leeraar, Hooft-school-meester, Hooft-bevorderaar, Lands-Leeraar

Profiteren, vordren, winning doen, winnen

Profuge, toevlugt, voorvlugtig

Profusie, quisting, verplenging

Progenie, Geslagt, Afkomst

Prognosticatie, Voor-kenning, voorduyding

Prognostiqueren, voor-kennen, voor-duyden, voor-kundigen

Progreßie, voortgang

Prohiberen, verbieden

Prohibitie, verbod

Proye, buit, roof

Project, voorwerp, ontwerp

Projecteren, ofte Projiciëren, voorwerpen, ontwerpen

Prolatie, voortbrenging

Prolegomena, voor-redeningen

Prolix, wijtloopig, langsaam

Prologe, voor-reden

Prolongatie, verlenging

Prolongeren, verlengen

Promißio, belofte, toesegging

Promitteren, toeseggen

Promotie, bevordring, voorsetting

Promoveren, bevordren, voorsetten

Prompt, vaardig, geswind, sonder hakkelen

Promptitude, vaardigheid

Promulgatie, verkondiging

Promulgeren, verkondigen

Pronunciëren, uutspreken, vonnis geven, uutwysen

Pronunciatie, uutspraak, uutspreking

Pronunciata, tuygenissen

Propagatie, voortplanting, uutbreyding

Proper, klein, dun, net

Propheet, Gods-Tolk, Voorboo, Voorsegger

Propheteren, voor-seggen, waar-seggen, preeken, voor-boden

Prophetie, voorsegging, openbaring, voorboding

Propice, goetgunstig, toegedaan

Propinquitas, nabyheid, bloedverwantschap

Proportie, even-redentheid, gelijkmatigheid, voor-deeling, evenheid, even-bedeeling

Proportioneren, evenredigen

Propoost, voornemen, voorhebbing

Proposeren, Proponeren, voorstellen

Propositie, voorstel, voorstelling

Proprie, eygentlijk

Proprietaris, Eygenaar

Proprietas, eygenschap

Proprium, eygen, eygenschap

Prorogatie, uutstel, verlanging. Item, een voor-over-geven-versouk

Prorogatie van Jurisdictie, overgifte van Regts-dwang, daar by men in de Regts-dwang, van een hooger Regter bewilligt

Prorogeren, uutstellen, verlengen

Proscinderen, afsnyden

Proscriberen, verbannen, versenden

Proscriptie, ban, verbanning

Prose, rijmloos, onberijmt, onrijm

Prosecutie, afsnyding

Prospereren, welvaren, veroveren

Prosperiteit, voorspoet, welvaart, voorspoedigheid

Prosterneren, nederwerpen

Protectie, Protexie, schut, beschut, bescherming

Protecteur, Beschutter, Beschermer

Protegeren, beschermen, beschutten

Protest, voor-betuyging, weder-spraak, aantuyging, tegen-tuig, beklag

Protestatie, tegen-spraak, onschuld-tuyging, vry-betuyging, betuig-kennis

Protesteren, voor-tuygen, weder-spreken, verwerpen, sig selven ergens tegens beklagen

Prothocol, Schrijv-bouk, Klad-bouk, Schrijv-rol, Beworp-bouk

Prothocolleren, te bouk stellen

Provenue, inkomst

Proverbe, Spreek-woord, Spreek-wijs, Spreuk, By-spreuk, Wijs-saak

Proviant, voor-raad

Provident, voorsienig

Provideren, voorsien

Providentie, Voorsienigheid, Voorsiening

Provincia, Landschap, verheert Landschap

Provincialen-Raad, Landsatigen Raad, Landschaps Raad

Provisie, voorsiening, voor-raad, saakvoer-loon, voor-eerst

Provisioneel, by voor-raad, voor-eerst, tot opseggens toe

Provisoor, Opsiender

Provocatie, uutdaging, porring, beroup

Provoqueren, Provoceren, uutdagen, porren

Prudent, voorsigtig

Prudentia, Voorsigtigheid

Publicatie, Afkondiging

Publiceren, afkondigen, aflesen

Publijcq, openbaar, 't gemeen-eygen, gemeintelijk, werelt-kundig

Pudijk, schaamtelijk, schaamagtig, eerbaar

Puëril, kinderlijk

Punctueel, geschiktelijk, net op sijn stuk

Punctuëren, afteykenen, afstippen

Punctum, stip

Punitie, straf

Pupil, Wees

Pupillariteit, onmondigheid

Purificatie, reinmaking, vervulling

Purificeren, rein-maken, vervullen

Puriteit, suyverheid

Puritein, suyver, suyver-geest, Vry-geest

Purgatie, suyvering, lossing

Purgeren, suyveren, lossen, verschoonen

Purge, verschooning van nood-suim

Purificatie, reinmaking, suyvering

Putatijf, agtenderwijs, vermeintelijk

Puur, suyver, helder, onschuldig

QU

Quadreren, vougen, passen

Quadrans, vierkant, vierendeel

Quadruplijque, Antwoort op het derde inbrengen van den Aanklager

Qualificeren, hoedanig maken, Tijtel geven

Qualificatie, hoedanigmaking

Qualiteit, aansien, hoedanigheid, gedaante, staat, tytel, eygenschap

Quantiteit, grootheid, menigvuldigheid, menigte, hoog-grootheid, hoe vermogentheid, veelheid

Quanti minoris, is een Acte die ingebragt werd als yet te veel, of boven de waarde gekoft is, daar by men versoukt wederom te hebben penningen te veel gegeven

Quanti plurimi, als de verkofte saak meer waart is als deselve is verkoft, ende men versoukt soo veel meer als bevonden sal werden te behooren

Quartier, vierendeel, een Wijk, gewest, lijfs-gena

Quartier-meester, Wijk-meester

Quarta falcidia, is het Vierendeel van de geheele Erffenisse, het welk den ervgenaam, met al te veel makingen belast, voor hem vry mag behouden ende aftrekken, ende de reste aan de Making-beurders overgeven

Querel, krakeel, klagte

Querelleus, krakeelig, twistig

Quereleren, krakeelen, beklagen, klagen

Questie, Geschil, Vraag-stuk

Questioneren, ondervragen

Quid pro quod, het eene voor het ander

Quiesceren, berusten, rusten

Quiëtude, gerustheid

Quinquanelle, vijv jarig uutstel

Quytantie, Quyting, Quijt-briev, Quijtschelling

Quiteren, verlaten, ontslaan, te goede schelden

Quohier, een Reeken-bouk, een Register

Quote, aandeel, mate, deel, portie

Quoteren, aanteykenen, teykenen

Quotisatie, schatting, opteykening

Quotiseren, schatten

RA

Rabat, afkorting, afslag van de somme

Rabatteren, afkorten, afslaan

Radicaal, wortelijk, gewortelt, oorspronkelijk, met takken

Radiceren, wortelen

Raar, selden, yl, dun, aardig, seltsaam, ongemeen, bysonder

Raffineren, suyveren

Geraffineert, afgevaardigt

Raillerie, gekkerny, boert

Rantsoen, verlossing, versoening

Rantsoeneren, lossen

Rapiamus, mengel-moes

Rappel, her-roup

R'appelleren, weder-roupen, her-roupen

Raport, aanbrenging, overdragt, verslag

Raporteren, aanbrengen, overdragen, verslag doen

Rapporteur, overbrenger, overdrager

Rariteit, Seldsaamheid, een Ongemeene saak, yets bysonders

Raseren, vernielen

Rate, behoorte, portie

Ratificatie, bekragting

Ratificeren, bekragtigen

Ratiocinatie, redeneering

Rationaal, redelijk

Rauw actie, is als men van nieuws ende raulijks wat eist ende werd alsoo onderscheyden van Appel, of Reformatie

RE

Reauditie, wederhoring, herhoring, overhoring

Rebel, wederspannig, afvallig, hartnekkig

Rebellie, afvalligheid, wederspannigheid, muytery

Rebelleren, wederspannig zijn, tegen-spannen, muyten

Recapitulatie, hooft-deeling, wederhaling der hooftstukken

Recederen, aarzelen

Recepisse, Ontfang, Ontfang-çeel, Quijt-briev

Receptie, ontfanging, aanneming

Recept, ontfanging, inneemsel

Reces, uutstel, afscheid

Recipiëren, ontfangen

Reciprocatie, weerkeering

Reciproque, wederzijds, onderling weerkeering, heen en weer, over en weer

Reciteren, weerhalen, oplesen, opseggen

Reclamatie, tegen-roup, weder-spraak

Reclameren, tegen-roupen, weder-spreken

Recognosceren, erkennen

Recognitie, erkentenis

Recolement, overhoring

Recolement van Reekening, herreekening

Recolement van Getuygen, als de Getuygen nader ondervraagt ende be-eedigt werden

Recoleren, overhooren

Recommandabel, pryselijk, aanpryselijk

Recommandatie, aanbeveling, aanprysing, voorschryving, gebiedenis

Recommanderen, aanbevelen, aanprysen

Recompenseren, vergelden

Reconciliatie, versoening

Reconciliëren, versoenen

Reconveniëren, wederom eissen, weder aanspreken

Reconventie, weder-eissing, weder-aanspraak

Recordatie, herdenking

Recorderen, herdenken, geheugen, erinneren

Recouvreren, veroveren, weder-krygen

Recreatie, vermaak

Recredentie, toevertrouwing, vertrouwing, vooroordeel, voor afgewesen besit

Rector, School-voogt, Bestierder

Rector Magnificus, Lands-school-voogt, Hoog-school-voogt

Recueil, versaam, kort verhaal, versamening

Recuperatie, verovering, wederkryging

Recupereren, veroveren, weder-krygen

Recusant, onwillig, weygrende

Recusatie, weygring

Recuseren, weygren

Redemptie, verlossing, vry-koop

Redhibitie, weder-geving

Redigeren, maken, stellen, schikken, daar toe brengen

Redijt, hersegging, wedersegging

Redimeren, verlossen, vry-koopen

Reditus, wederkomst

Redonderen, overvloeyen, hervloeyen, te ruggevloeyen

Redoubleren, verdubblen

Redres, herstelling

Redresseren, herstellen, herschikken

Reduceren, wederleyden, te regt brengen, herbrengen. Item, van een meerder op een minder getal brengen

Reductie, herbrenging, herleyding, herstelling van een meerder tot een minder getal. Item, beroup van een uutspraak van goede Mannen

Reël, dadelijk, werkelijk, waarlijk

Referendarien, overbrengers, verhalers

Refereren, verhalen, bybrengen

Reficiëren, hermaken, vermaken

Reflecteren, verbuygen, ombuygen, ergens na toe buygen

Reflectie, verbuyging, weerslag, weerbuyging, ofkeering, toeneyging

Reformateur, Hervormer

Reformatie, hervorming, suyvering, klaring

Reformeren, hervormen, suyveren, Item, versouken van een hooger Regter hersteld te werden, ende verbetert te hebben een Vonnis, dat van een lager Regter tot nadeel gewesen is, dat men verklaring nomt

Refractie, wanschaauwing, verbreking

Refrenatie, betooming

Refrescheren, vervarssen

Refuge, toevlugt

Refunderen, vergelden, opbrengen

Refuteren, weygren, afstaan, van de hand wysen

Refutatie, wederleg, wederlegging

Refugeren, wederleggen

Regard, opsigt, aansien, aanschouw

Regaal, Koninklijk

Regeneratie, wederbaring

Regent, Bestierder, Voogt

Regiment, beheersing, bestier. Item, een hoop Krijgs-volk

Register, Tafel, Rol, Bladwyser, Blaffert, Schrivt-warande

Registreren, opschryven

Reglement, schikking, ordre

Regneren, heersen, bestieren

Regres, verhaal

Regulier, geregeld, geschikt, regt-uut

Reguleren, schikken, regelen, stieren

Rejecteren, verwerpen

Rejectie, verwerping

Retireren, herhalen, hervatten

Rei Vindicatie, Regts-uutvoering, uutwinning, Saaks-eygen aantaal

Relaas, verhaal, vertelling

Relata, opsigtelijk

Relateren, vertellen, verhalen

Relaxatie, lossing, ontslaging, ontlossing, verbreyding

Relaxeren, lossen, ontslaan

Releveren, opheffen, opbeuren, verheffen, ontheffen, herstellen

Relief, opheve, opheffing, verligting, herstelling, herstel-briev

Relievement, ontheffing, verheffing

Religie, Gods-dienst

Religieus, Godsdienstig, Godtpligtig

Reliqua, overblijfsel, overschot

Reliquien, overblijfselen

Remarqueren, aanmerken

Rembourseren, weer-uutgeven, weer-betalen, verschieten

Remedie, Hulp-middel, Heel-middel, Tegen-middel

Remediëren, heelen, genesen, weder te regt brengen

Rememoriëren, herdenken, weder-verhalen, erinneren

Reminiscentie, herdenking

Remißie, oversetting, oversending, overmaking

Remißie, Vergiffenis, Vergeving

Remitteren, oversetten, overmaken, quijt-schelden

Remonstrantie, Vertoog

Remonstreren, vertoonen

Removeren, weeren, afwenden

Recontreren, ontmoeten, bejegenen

Renommeren, vermaart maken, vermaren

Renonciatie, ontsegging, opsegging

Renonciëren, ontseggen, opseggen

Renoveren, vernieuwen

Renverseren, verkeeren

Renversaal-brieven, Weder-brieven, Ontkragting-brieven, Tegen-brieven

Renvoy, versending, wedersending

Renvoyeren, versenden, weder-senden

Reparatie, vermaking, vergoeding, hermaking

Repareren, vermaken, vergoeden

Repartiëren, verdeelen

Repartitie, bedeeling, aandeel, verdeeling

Repelleren, verdryven, te rugge dryven

Repeteren, herhalen

Repetitie, herhaling, verhaling

Replicate, antwoordelijk, weervouwiglijk

Replicatie, ontvouwing, hervouwing, herhaling

Repliceren, weder-seggen, weder-antwoorden

Replijcq, weder-segging, weder-antwoord, verantwoording

Reprehenderen, berispen

Reprehensibel, berispelijk

Reprehentie, berisping, bestraffing

Represatie, weder-neming, weder-eissing met geweld, bekommering ende besetting om de gemeene saak

Representatie, vertooning, plaats-vulling

Representeren, vertoonen, plaats-vullen, verbeelden

Reprimende, bedwang, bestraffing

Reprimeren, verdrukken, bedwingen

Reprinse, hervatting

Reprobatie, verwerping, wraking, verwyting

Reproberen, wraken, verwerpen

Reprocheren, verwerpen, wraken, berispen, wederleggen

Reproche, berisping, wraking, verwerping

Repromißie, weder-belofte

Repromitteren, weder-looven

Republijcque, Gemeen-best, Gemeinten-staat

Repudiatie, verlating

Repudiëren, verstooten, verlaten

Repugnantie, tegenheid, tegen-of weerstrevigheid

Repugneren, bevegten, tegenstryden

Repulsie, verdryving, afweering

Repuls, afslag, weygring

Reputabel, agtbaar

Reputatie, agting, agtbaarheid

Reputeren, agten, weder op denken

Request, versouk, versouk-schrivt

Request civijl, heus versouk

Requirant, Eisser, Aanlegger, Versouker

Requireren, versouken, eissen

Requisitie, versouk

Requisitorien, versouk-brieven, versoukingen

Rescriberen, antwoorden, weder-schryven

Rescinderen, breken, te niet doen

Rescriptie, schrivt, weer-schrivt

Reservatie, voor-behouding

Reserveren, behouden, voorhouden

Resico, gevaar

Resident, Verblyver, Plaats-houder

Residentie, verblijv, verhouding, sitting

Resideren, verblyven, verhouden, sitten

Residuum, overschot

Resignatie, overwysing, vertigting

Resigneren, overwysen, vertigten

Resilieren, te rug springen, uutscheyden

Resistentie, wederstant, tegenstant

Resisteren, wederstaan, tegenstaan

Resolveren, voornemen, besluyten

Resolut, onbeteutert, rustig

Resolutie, voorneming, opset, besluit, ontlossing, ontbinding, ontknooping, vervlieting, versmelting

Resolutien, besluyten

Resonnantie, weer-klank

Resort, bestek, kaveling, strekking, onderhooring

Resorteren, gehooren, onderhooren

Respect, ontsag, gesag, aansien, opsigt, waardigheid

Respecteren, eerbieden, ontsien

Respectijf, onderling, soo in 't een als in 't ander

Respijt, uutstel

Respireren, aassem-halen

Respiratie, aassemhaling

Responderen, antwoorden, verantwoorden, aanpassen

Responsabel, verantwoordelijk

Response, antwoord

Restabiliëren, weder-regten, wederom in state stellen

Restablissement, weder-opregting, herstelling

Restauratie, opregting, weder-opregting, vernieuwing

Restaureren, opregten, weder-opregten

Reste, overblijfsel, overschot

Resteren, overblyven, overschieten

Restituëren, herstellen, wedergeven

Restitutie, herstelling, wedergeving

Restoir, overschot, overblijfsel, vergoeding

Restrict, verknogt

Restrictie, vervang, inbinding eng ende op 't nauwste genomen

Restrictien, inbanden

Resultatie, weerspringing, opsprong, opstand

Resulteren, weerspringen, opspringen, ontstaan, ontspringen

Resumeren, herhalen, hervatten

Resumptie, herhaling, hervatting

Resurrectie, verrysenis, weder-opstanding

Resusciteren, verwekken

Retarderen, vertouven, ophouden, veragteren

Retardement, vertouving, ophouding

Retentie, onthouding

Reticentie, verswyging

Retineren, onthouden, behouden

Retireren, aarselen, vertrekken

Rhetorijcque, de kunst om çierlijk te spreken

Rhetorizijn, Rymer, Digter

Retorqueren, verdraayen, verkeeren, te rugge dryven

Retorsie, omdraaying, omwending, te-rug-dryving

Retour, weer-keer, keer

Retourneren, weer-keeren, keeren

Retraict, vertrek, wijk

Retracteren, herroupen, herdoen

Retrencheren, afsnyden, besnoeyen

Retroacten, de eerste Acten

Reumatijcq, koud, vogtig, nat

Revelatie, openbaring

Reveleren, openbaren

Revenge, wraake

Revengeren, wreeken

Revenuen, inkomsten

Reverentie, eerbieding

Reviseren, oversien, hersien

Revisie, hersiening, hersinning

Revisor, Oversiender

Revocatie, herrouping

Revoceren, weder-roupen, herroupen

Revolveren, ontwinden, omwenden, omloopen

Revolteren, afvallen, omwenden, omkeeren

Revolte, oploop, afval

Revolutie, ontwinding, omwenteling, omloop, omrolling, omdraeying

RI

Ridicule, Ridiculeus, belachelijk

Rigeur, strafheid, strengheid

Rigoreux, streng

Riole, goot, verlaat

Risique, Risico, gevaar

RO

Roboratie, sterking

Roboreren, sterken

Robust, sterk

Roïeren, uutdoen, uutschrabben

Route, verstroying

RU

Rubrijk, afteykening

Rude, hart, rouw

Ruine, vernieling, nederstorting

Ruineren, vernielen, neder-staan, te gronde werpen

Ruineus, bouwvallig

Ruminatie, herkauwing, herhaling

Rumoer, gerugt

Rupture, breuk

Rustijk, boers

SA

Sacrament, Heil-teyken, Eedbond

Sacreren, heyligen, wijen

Sacrificie, Toeheyliging, Heyliging, Offerande

Sacrilegie, Kerk-roof

Sacristie, Heyligdom

Saysoen, Gety, Jaar-gety

Saiseren, vatten, vast houden

Saisie, genieting, besit

Salariëren, besoldigen, loonen

Salaris, wedde, loon, besolding

Salvatie, bewaring, beschut

Salveconduit, Vry-geley-çeel

Salveren, bergen, in veyligheid brengen, behouden

In salvo, in behouden haven

Saluëren, begroeten

Salut, Heil, Saligheid, Groetenis

Saluteren, groeten

Salutair, heilsaam

Salutatie, begroeting, heilwensing

Samblant, oogenschijn

Sanctimonia, Sanctitas, heyligheid

Sanctificatie, Heyligmaking

Sanctificator, Heyligmaker

Sapientie, Wijsheid

Satisfactie, voldoening, leesting, gemoede-hebbing

Saufconduit, vry-geley

Sauvegarde, bescherming, beschutting, vryewaarnis, vry-geley

SC

Scabel, bank

Scabreus, rouw, ruyg, schrabbig, schurft

Scandaal, aanstoot, ergernis

Scandaleus, ergerlijk, aanstootelijk

Scandeliseren, ergeren, aanstoot geven

Scapperen, ontkomen

Scarificatie, scherving

Scedule, handscrivt, çeel

Scelereus, schelmagtig

Scema, gestalte, voor-stel

Scene, Toonneel

Scepter, Koninks-staf, Rijk-staf

Scientia, wetenschap

Scisma, twee-spalt, scheuring

Scismatijcq, Scheurmaker, scheursugtig

Scholastijcq, schools

Schole, Leer-plaats

Scintillatio, glinstring, tinteling, vonking

Scopus, wit, doel, oogmerk

Scortatie, hoerering

Scorteren, hoereren

Schriftuyre, Regt-stuk, Pleit-stuk

Scriptura, Schrivt

Scrupule, angst, bekommering, gewigt van twintig greynen

Scrupuleus, angstig, agterkousig

Scruptatie, nasouking, doorgronding

Scruteren, doorsnuffelen, nasouken, doorgronden

Scurre, Rabauw, Guyt, Fielt

Scurriliteit, Fieltery

SE

Secluderen, afsluyten, uutsluyten

Seclusie, afsluyting, uutsluyting

Seconde, tweede

Seconderen, bystaan, ondervangen

Secours, bystand, hulp

Secreet, geheim

Secretelijk, heymelijk

Secretaris, Raad-schryver, Geheim-schryver, Schrivt-heer, Geregt-schryver, Stad-schryver

Secte, aanhang, gedeeltheid

Sectaris, Aanhanger

Seculier, wereltlijk

Seculum, Hondertjarige Eeuw

Secundum quid, na yet

Securiteit, veyligheid, onbekommertheid, onbeschroomtheid, gerustheid

Seditie, oproer

Sediteus, oproerig

Seigneur, Heere

Seigneurie, Heerschappije, Heerlijkheid

Sejunctie, onderscheyding, afscheyding

Semblant, schijn

Seminarium, Plant-hof, Queekerije, Sny-hof

Semiplene probatie, halve prouve, bewijs ten halven

Senateur, Raad-heer

Senatus-consulta, Raads-besluyten

Senior, Ouderling

Sensibel, gevoelig

Sententie, Vonnis, Oordeel, 'tGewijsde, Sin-spreuk, Spreuk, Sin-uutting

Sententie-diffinitijf, Eind-oordeel

Sententiëren, vonnissen, oordeel vellen

Sententieus, sin-rijk

Sentiment, gevoeligheid, gevoelen, oordeel

Separatie, scheyding

Separatie bonorum, Boedel-scheyding

Separabil, onderscheydelijk

Separeren, scheyden

Sepiment, Thuyn, tuyning

Seponeren, weg leggen, ter zyden leggen

Sepulchre, graf

Sepulture, Begraaffenis, Graf

Sequele, gevolg

Sequestratie, bylegging, overgift, inbewaarstelling

Sequester, Scheids-man, Segs-man, Maakelaar, in wiens handen een twistige sake te bewaren, ende als in verseekringe gestelt werd

Sequestreren, overgeven, in bewaring stellen

Sereniteit, helderheid

Sergeant, Bedienaar, Regts-bode

Serieus, ernstig

Sermoen, Vertoog, Predicatie, Leer-reden

Serpent, Slang

Servateur, Behoeder, Behouder

Serviteur, Dienaar

Servituyt, dienstbaarheid

Servitus prædiorum Urbanorum, Huis-dienstbaarheden

Servitus prædiorum Rusticorum, Velt-dienstbaarheden

Seßio, sitting, vergadring, by-een-komst

Serviteit, hardigheid, strengheid

Seurete des Corps, Vry-geley, Vry-briev

Sexe, Soorte, Geslagte, Kunne, hy, of sy

SI

Sicaneren, moorden

Sicanerie, baatsoukigheid, hoetelagtigheid, moorderije

Sicaneur, hoetelaar, baatsoukig, moordenaar

Signaal, teyken

Signature, teykening

Signet, Merk-ring, Zegel-ring

Significant, duydelijk

Signifiëren, beteykenen

Signum, Teeken

Silentie, stilswyging

Similis, gelijk

Similiter, gelijkelijk

Simpel, enkkel, eenvoudig, slecht

Simpliciteit, eenvoudigheid, slegtigheid, eenvuldigheid

Simulatie, veinsing, bewimpeling

Simuleren, veinsen, bewimpelen

Sinceer, opregt, eenvoudig

Sinceriteit, opregtigheid

Singulariteit, bysonderheid

Singulier, bysonder, sonderling

Sinister, slinx, vals

Sisteren, in regt stellen, yemand vertoonen, ofte doen komen

Situs, Situatie, stand, gelegentheid, eygenschap eender plaatse

Situëren, stellen, nederstellen, gelegen zijn

SO

Sober, nugtren, suynig, spaarsaam, schaars

Sobriëteit, nugterheid, spaarsaamheid

Societeit, geselschap, maatschap, gemeinschap

Solaas, troost

Solageren, vertroosten

Solemneel, Feestelijk, plegtelijk, opentlijk, na behooren

Solemniseren, vieren, Feest-vieren, Hoog-tijd houden, plegtigen

Solemniteit, Hoogtijd-viering, Feest, plegting

Sollicitatie, beneerstiging, versouk

Solliciteren, beneerstigen, versouken

Solide, louter, hegt, hard, vast, lichamelijk

Soliditeit, louterheid, digtigheid, vastigheid, lichamelijkheid

Solitair, eensaam

Solstitie, Sonne-stand

Solvent, betaalbaar

Solveren, oplossen, lossen, betalen

Solutie, oplossing, lossing, betaling

Sombre, beschaduwt, bedekt, treuragtig, akelig, drouvig

Sommarie, inhoud, kort-begrijp

Sommatie, opeissing, optelling

Sommeren, af-eissen, af-vordren, uut-eissen, op-eissen, optellen

Somtues, siet Sumptueus

Sonderen, gronderen, peylen

Sophist, mugge-sifter, neus-wijs, bet-wetert, hair-kloover, woord-vitter

Sophistiseren, mugge-siften, bet-weten

Sorteren, uutsondren

Effect sorteren, stand grypen

Soulagement, troost

Soulageren, vertroosten

Souverain, Opper-hooft, Opperste, Oppermagtig

Souverainiteit, Oppermagt, Opperhoofdigheid

SP

Spargeren, verspreyden

Spatie, wijtte, ruimte, lege plaats

Spatieus, ruim, wijt

Speciaal, sonderling, bysonder

Speciale Procuratie, sonderlinge last

Specialijk, insonderheid, bysonderlijk

Specialiteit, bysonderheid

Specie, gedaante, soorte, bysonder

Species, gedaante, soorte, gemeen gedaante

Specieus, sonderlijk, sonderling

Specificatie, sondering, benoeming, uutdrukking, gedaant-geving, Reeken-çeel

Specifiëren, Specificeren, sonderen, uutsonderen

Spectakel, Schouw-spel, Beschouw-spel

Spectateur, Aanschouwer

Specteren, aenschouwen

Spectatie, opmerking, bespeuring, bespieding, beschouwing, sinlijkheid

Speculeren, besinnen, bespeuren, bespieden, bezeffen, beschouwen

Speculatijf, opmerkend

Spelonk, Aard-kuil, Grotte

Spenderen, bekostigen, verspillen, aan te kost hangen

Spirituel, geestelijk

Splenderen, glinstren

Splendeur, klaarheid, glans

Spoliatie, berooving, plondring

Spolie, stooring, roof

Spoliëren, berooven, plonderen, stooringe doen

ST

Stateren, laten staan, in state stellen

Status, Staat, Hoofd-saak

In State, opgehouden, uutgesteld

Statue, Beeld, Stok-beeld

Statuëren, instellen, vast setten

Statuyten, Instellingen, Land-regten, Stads-wetten, Keuren

Stature, lijfs-groot, lijf-stal

Steriliteit, onvrugtbaarheid

Stimulatie, aanporring

Stipulatie, toesegging

Stimuleren, voort-dryven, aanporren

Stipuleren, toeseggen, bedingen

Stratagema, arglistigheid, loose trek, loosheid

Structure, timmering, gebouw

Student, Leerling, Bouk-oeffenaar, School-gast

Studie, leer-oeffening, vlijt

Studeren, vlyten, oeffenen, benaarstigen

Studieus, naarstig, vlytig, leersugtig

Studoor, Oeffen-kamer

Stupiditeit, plompigheid

Stylo novo, na nieuwe Stijl

Stylo veteri, na oude Stijl

SU

Suasie, aanrading, overreding

Suasor, Overreder

Subalternatie, onderbeurtigheid

Subalterne, onderhorig

Subalterne Regters, die onder een andren hooger Regter staan

Subdiveren, onderscheyden

Subject, onderwerp, onderworpen, grontsaak, gront

Subjectie, onderwerping

Subjiciëren, onderwerpen

Subijt, snel, terstond, geswind

Subjungeren, onderwerpen, ondervougen

Submißie, onderstelling, verblijf

Submitteren, onderstellen, verblyven

Suborneren, heymelijk besteeken, uutmaken

Subrept, steels-wijs, ter sluyp

Subreptie, heymelijke ontrekking

Subreptijf, onderkropen

Subrideren, mees-muylen, koker-muylen

Subrogeren, in de plaats van een ander stellen, plaats vullen

Subsidie, onderstand

Subsisteren, bystaan, onderstand doen, helpen

Subsistentie, onderstandigheid, bestaanlijkheid

Subsigneren, onderteykenen

Substantie, wesentlijkheid, selfstandigheid

Substantieus, bondig, selfstandig, eygen-kragtig

Substractie, aftrekking

Substraheren, aftrekken

Substituëren, in de plaats stellen, onderstellen, ervstellen

Substituyt, in de plaats gesteld, ondergesteld

Substitutie, in de plaats-stelling, onderstelling, erv-making

Subtijl, spitsvinding, scharpsinnig, fijn, snedig

Subtiliseren, hairklooven

Subtiliteit, spitsvindigheid, scherpsinnigheid

Subveniëren, voorkomen, te hulp komen, onderstand doen

Subventie, onderstand

Subversie, omkeering

Subvirguleren, onderstrepen

Succederen, involgen, navolgen, gelukken

Succeßie, versterffenis, navolging, involging

Successeur, Ervgenaam, Nakomeling

Succincte, beknopt

Succours, hulp

Succumberen, onderliggen

Suffisant, genougsaam

Suite, Stoet

Sumptueus, kostelijk

Superabondant, overvloedig

Superabondantie, overvloed

Superbe, hoogmoedig, trots, hoovaardig

Superbiteit, hoogmoedigheid, trotsheid

Superficie, oppervlak, vlak, vlakte

Superflu, overvloedig, overtollig

Superintendent, Opper-voogt

Superioriteit, Overheid

Superscriptie, opschrivt

Supersederen, aflaten, nalaten

Superstitie, overtolligheid, by-geloov, af-geloov, wan-geloov, waan-gelooving

Superstitieus, overstallig, by-geloovig

Suppediteren, toereyken

Suppleren, vullen, vervullen

Supplement, Suppletie, vulling

Supplianten, Smeekelingen, Versoukers

Supplicatie, smeeking, smeek-schrivt, ootmoedig versouk

Supplicie, straffe, lijf-straffe

Suppliceren, smeeken, te voet vallen

Support, steunsel, stut

Supporteren, verdragen, onderstutten, onderschragen

Supposeren, ondersteeken, onderstellen, uutmaken, toestellen, verçieren

Suppoost, ondergestelde, onderhorig

Suppositie, uutmaking, toestelling, onderstelling

Suppreßie, verdrukking, onderdrukking

Supprimeren, verdrukken, onderdrukken, onderhouden, dempen

Surcheren, schorten, opschorten

Surplus, overschot

Surreptie, aftrooning, ontfutseling

Surrogatie, in de plaats stelling

Surrogeren, in de plaats stellen

Surceance, schorssing, opschorting

Survivantie, overleving, toesegging om naar yemands dood in sijn Ampt, ofte Officie te komen, of te blyven

Susciteren, opwekken

Suspect, verdagt

Suspect de fuga, van voorvlugte verdagt

Suspecteren, verdenken, nadenken, agterdenken

Suspenderen, opschorten, afstellen

Suspensie, opschorting, schorsing, twijffel, onseekerheid

Suspicie, agterdogt, argwaan, nadenken, agterdenken, vermoeden, afterkousigheid

Sustentatie, onderhoud

Sustineren, staande-houden, dryven

Sustinue, staandehouding, dryving, gevoelen

SY

Synagoge, school, Vergaar-plaatse

Synode, Kerken-Land-raad, Kerkelijke Vergadring

TA

Tabellioen, Bondschryver

Tabernakel, een Tente, een Hutte

Tacite, stilswygende, bedektelijk

Tapijt, Pel, behangsel

Tarra, onrein, onsuyver

Tarderen, vertouven, benyden, ophouden

Taverne, Herberg, Kroeg

Tavernier, Waard

Tautologia, hatering, dubbel-spreuk

Taxatie, schatting, waardering

Taxeren, schatten, waarderen

TE

Temerair, roukeloos, stout, vermeten, ligtvaardig, onbedagtelijk

Temperantie, matigheid

Tempel, Kerk

Tempeest, onweer, storm

Temporeel, tijdelijk

Tenderen, strekken

Temptatie, quelling

Tempteren, quellen

Teneur, inhoud

Tentatie, beprouving, versouking, bekoring

Tenteren, beprouven, versouk, bekoren

Tergiversatie, uutstel, tegenstribbeling

Tergiverseren, tegen-stribbelen, uutstel souken

Termijn, bepaling, paal-teeken, meerk-teeken, tal-wortel, paal

Termen, bepaalde en gepaste woorden

In Terminis, ter saake dienende

Terminatie, einde, uut-einde, bepaling

Termineren, eindigen, bepalen, uutten, vellen

Territoria, Land-palen

Testament, Uutterste-wille, Verbond

Testamenteur, Erv-uutter, die gestelt is tot de uutvoeringe van yemands Uutterste-wille, anders Executeur

Testateur, Uutterste-wil-maker, Willer

Testatrice, uutterste wil-maakster

Testeren, erv-maken, betuygen

Testificatie, betuyging

Testimonium, getuygenis

TH

Theatre, Schouburg, toonneel, Schouwspel-plaats

Thema, gestel, voorstel

Theologie, God-geleertheid, Godsdienst-kunde

Theologus, of Theologant, Gods-geleerde, Schrivt-geleerde

Thesis, stelling, los-geschil

Thresoor, Schat

Thresorier, Ontfanger, Schat-meester, Pennig-meester

TI

Timiditeit, blooheid, vrees

Tincture, verwing, indooping

Tiran, Dwingeland, Geweldenaar

Tirannie, dwinglandije, geweld, wreedheid

Titule, Opschrivt, By-naam, Van Benaming, Eer-naam

Tituleren, by-noemen, opschryven

TO

Tolerantie, verdraagsaamheid

Tolereren, verdragen

Tombe, graf

Tome, Bouk-deel

Torment, pijn

Tormenteren, pyningen

Torqueren, wenden, draeyen, keeren, wringen

Torture, pyning

Tortureren, pynigen

Totaal, geheel, al

TR

Tractaat, handeling

Tractaat van Trevis, Bestand-handeling

Tractabel, handelbaar, rekkelijk, wel onthalende

Tracteren, handelen, onthalen, te goed doen

Traditie, overlevering, levering, opdragt

Traduceren, oversetten, overhalen, bekladden, doorstrijken

Trafijcq, Koophandel

Trafijcqueren, Koophandel dryven

Tragœdie, Treur-spel

Traineren, slepen

Traiter, Verrader

Tranquilliteyt, stilligheid, gerustheid

Transactie, overgeving, afhandeling, dading, overkomst, verdrag

Transformatie, gedaant-verandring, vervorming

Transformeren, gedaant-verandren, vervormen

Transgreßie, overtreding

Transiëren, overgaan, voorby passeren

Transitie, overtred, aftred

Transigere, overkomen, oversetten, verdragen

Translateren, oversetten, overdragen

Translatie, oversetten, overdrag

Transmitteren, versenden

Transmutatio, verwisseling

Transmuteren, verwisselen

Transport, Overdragt, Overgift, Opdragt

Transporteren, overdragen, overleveren

Transubstantiatie, Over-selfstandigheid

Travalie, arbeid

Travaliëren, arbeyden, quellen, moeyten aandoen

Travers, dwars, kruys-weegs

Traverseren, kruyssen, dwerssen, dryven

Trenchee, Loop-grave, Voor-schans

Trepidatie, schudding, waggeling, beeving

Trevis, Bestand, Stilstand van Wapenen

Triangel, drie-houk

Tribulatie, verdriet, gequel, weder-waardigheid

Tribuyt, Tol, Schatting, Oplage

Trinitas, Drie-eenigheid, Drievuldigheid, Drieheid

Triste, treurig, droevig

Triumphe, Zeege-praal, Intrede

Triumpheren, zeege-prale

Tropheen, zege-teykenen, zeege-stigter

Trotteren, draven

Troubleren, beroeren

Troup, kudde, hoop

TU

Tumult, oproer

Tumultueus, oproerig

Turbatie, beroering

Turbe, Bende, Menigte, Schare

Turberen, beroeren

Turbulent, ontstuymig

Turpe, leelijk, oneerlijk

Tutele, Voogdy, Momberschap

Tuteur, Voogd, Momber

TY

Tyrannus, Dwingland, Geweldenaar

Tyrannije, Dwinglandy

Tyranniseren, gewelt bedryven, overlast doen

VA

Vacant, ledig

Vacantie, ledigheid, Vier-tijd

Vacatie, besigheid, ontlediging, ontledigheid

Vaceren, beledigen, verledigen, ontledigen

Vacillatie, waggling, wispelturigheid

Vacilleren, wagglen

Vagebond, Land-looper

Vagus, swervend, onbepaald

Vaillant, klouk

Valeur, waardy, prijs

Valideren, gelden

Valuatie, waardering

Valvaseur, die naast een Baron, of Vry-heer is

Vaniteit, ydelheid

Vanteren, beroemen

Variabel, veranderlijk, wisselbaar

Variatie, verandring

Variëren, verandren

Varieteit, verandring

Vassal, Leen-man, Smal-heer

Vaticineren, waarseggen

UB

Ubi, waar

Ubiquiteit, over-alheid

VE

Vehement, hevig, heftig

Vehementie, hevigheid

Velociteit, rasheid, snelheid

Venaal, veil

Vendiceren, toe-eygenen

Venditie, verkooping

Vendue, verkooping in 't openbaar

Venerabel, eerwaardig

Veneratie, eering, eerbieding, eerbiedigheid

Ventileren, wannen, reden-siften, windelen

Verbaal, vertelling, verhaal

Verbaliseren, sijn sake met de mond verdedigen

Verificatie, waarmaking

Verismile, waarschijnlijk, de waarheid gelijk, geloofwaardig

Verifiëren, Verificeren, waar-maaken, waar-tuygen

Versseren, verkeeren, oeffenen, ommegaan

Versie, Oversetting, omsetting, draaying, wending

Vestige, spoor, voet-stap

Vexatie, quelling, moeyte

Vexeren, quellen, plagen

VI

Vicarie, Stadhouderschap, Prove, Geestelijk inkomen

Vicarius, Plaats-houder, Stad-houder

Vice, mangel-beurt. Item, gebrek, ondeugt

Vicieus, ondeugende, gebrekkig

Viciniteit, gebuurschap

Victorie, Overhand, Overwinning, Zege

Victorieus, zege-rijk, overwinning

Victualie, Voedsel, Leeftogt

Victualiëren, voeden, spysen

Vigeren, groeyen, leven, sterk ende kragtig wesen

Vigeur, sterkte, kragt

Vigilant, wakker

Vigilantie, wakkerheid

Vigoreus, sterk, kragtig, fris

Vijl, slegt, gering, onagtbaar, onwaard

Vilain, guytagtig, schandig, afgunstig

Vilainie, guyterije, afgunstigheid

Vilipendie, veragting, kleinagting

Vilipenderen, veragten, versmaden

Vindemie, Wijn-tijd, Wijn-oegst

Vindiceren, vrymaken, verlossen, bevryen, eygenen, wreeken

Vindicatie, toe-eygening

Violatie, schoffering, schending

Violent, geweldig

Violeren, schofferen, verkragten, schenden

Violentie, gewelt, schoffering

Visie, siening, schouwing

Visier, doorsigt

Visioen, Gesigt, Geschigt-spook, Toon-gesigt, Verschyning

Visitatie, besouk

Visiteren, besouken, besigtigen

Vitie, ondeugt, mangel

Vitieus, vol fauten, ondeugend, gebrekkig

Vituperabilis, versmadelijk

Vituperatie, versmading

Vitupereren, lastren, veragten, versmaden

Vivaciteit, levendigheid, langleventheid

UL

Ultimo, den laatsten

UN

Unanimiteit, eenmoedigheid

Unie, eenigheid, Vereeniging

Uniëren, vereenigen

Uniform, eenvormig

Universalitas, Algemeenheid

Universeel, algemeen

Universiteit, Land-school, Hooge-school, Gemeen-school, algemeenheid

VO

Vocabulaar, Vertaal-bouk, Woord-bouk

Vocatie, beroup

Voceren, roupen, beroupen

Vocifereren, luyde roupen, krijssen, morren

Volumen, Bouk-deel, Rol, Bouk, Boouk-band

Voluntaris, Vrywillige, gewillig, willig

Voluptas, wellust

Voluptueus, wellustig, dartel

Vonnis, Gewijsde-saak, wijsdom

Voraciteit, gulsigheid

Voreren, opslokken, verslinden

Voyage, Reyse

Vouëeren, verlooven, toewensen

UR

Urbaan, deftig, burgeragtig, beleevt

Urbaniteit, deftigheid, burgerlijkheid

Urgeren, dringen, dwingen, voorwenden, aandringen, op-aanstaan

US

Usantie, Usagie, gebruik

Usufruct, Lijftogt, Vrugt-gebruik, Besit-neming, inneming

Usurpatie, gebruik, inneming, besit-neming tegens regt

Usurperen, besit-nemen, gebruyken, innemen

Usus, bruik

Utijl, profijtelijk

Utiliteit, profijt, nut

VU

Vulgair, gemeen, slegt

WA

Waarderen, schatten

WI

Willige Condemnatie, een Vonnisse op de overgifte van Partijen, ten weder-zyden onwederroupelijk gedaan

Wispeltuir, ongestadig

Wispeltuyrigheid, ongestadigheid

EYNDE